Tentoonstelling tandarts: spiegeltjes, haakjes, trektangen
Acht tanden of kiezen ontbraken er een eeuw geleden in de mond van een doorsnee jonge vrouw uit de arbeidersklasse. De gaatjes kwamen daar nog bij. Vandaag de dag verwaarloost nog altijd een op de vijf Nederlanders zijn gebit.
Werk genoeg dus voor het Ivoren Kruis, dat dit jaar zijn eeuwfeest viert. De vereniging van tandartsen en mondhygiënisten, die zich vooral richt op preventie, doet dit onder andere met de tentoonstelling ”Say Cheese” in het Leidse Museum Boerhaave.
Het gebit van de hogere klasse ziet er overigens al eeuwenlang stukken beter uit. Die heeft niet alleen de middelen, maar doet er ook meer moeite voor. Een stralende, reukloze glimlach is daar de norm.
Pronkstuk van de tentoonstelling is de zilveren tandenborstel van Napoleon. Schitterend verguld, met het wapen van de keizer erin gegraveerd. Of hij daarmee zijn achterste kiezen bereikte, is de vraag. De kop van de borstel –met paardenhaar– is een stuk groter dan wij gewend zijn. Bij gebrek aan tandpasta gebruikte Napoleon gestampt koraal als schuurpoeder, met als extraatje een vleugje opium.
Een antieke tandartsuitrusting laat zien dat daar de laatste 200 jaar niet eens zo veel aan is veranderd, al is ze natuurlijk wel uitgebreid. Spiegeltjes, haakjes en trektangen maken duidelijk dat de tandarts van weleer eigenlijk maar één kunstje kende: trekken.
Kinderen kunnen de hedendaagse instrumenten in het museum zelf hanteren. Met als hoogtepunt het bedienen van de simulatieboor, die niet alleen geluid maakt, maar ook weerstand oplevert als de ‘tandarts’ hem op de kies zet. Leerzaam voor het volgende tandartsbezoek: een gaatje is eigenlijk zo geboord, maar stilzitten is een vereiste.
Nostalgie klinkt door in het voorlichtingsmateriaal uit de eerste helft van de twintigste eeuw. ”Zoen uw kind nooit op de mond”, klinkt het streng. Een meewarige glimlach om zo veel naïviteit is niet op zijn plaats, want de reden staat er ook bij. Tuberculose, de witte dood, waarde in die tijd nog in alle hevigheid rond.
Even gedateerd zijn de diverse reclameposters van tandpasta. Maar de boodschap blijft ongewijzigd: al minstens een eeuw lang beloven fabrikanten parelwitte tanden.
Het Nederlandse gebit is er, vooral de laatste decennia, met sprongen op vooruitgegaan. Vooral na de ontdekking van het wondermiddel fluor, dat zichzelf inbouwt in het glazuur. Gaatjes veroorzakende bacteriën hebben op deze versterkte tanden veel minder vat.
Die vinding komt precies op tijd. Cariës is vanaf het einde van de negentiende eeuw, en zeker na de Tweede Wereldoorlog, de grootste vijand van het gebit. De suikerconsumptie neemt explosief toe en daar kunnen tanden en kiezen slecht tegen. Het Ivoren Kruis heeft jarenlang gelobbyd voor toevoeging van fluor aan drinkwater, maar dat is er nooit van gekomen. Sinds eind jaren 70 zit de stof wel standaard in tandpasta.
Veel aandacht is er ook voor het oudste tandheelkundige instrument: de tandenstoker. Het eenvoudige puntige staafje is waarschijnlijk al sinds de oudheid in gebruik en in de negentiende eeuw echt doorgebroken.
In de vitrine ligt een mooie vondst uit Dorestad (bij Wijk bij Duurstede), uit de tijd van de Noormannen. Een soort priem doet aan de ene kant dienst als tandenstoker en aan de andere kant als oorlepeltje. Een onsmakelijke en zelfs gevaarlijke combinatie, die je vandaag de dag bij de drogist gelukkig niet meer tegenkomt.
De tentoonstelling ”Say Cheese” is tot en met 2 april 2011 te zien in Museum Boerhaave in Leiden. www.museumboerhaave.nl
Poetsles in het museum
„Gewoon doorduwen!” spoort mond-hygiënist Lieneke Steverink me aan. De tandenstoker tussen mijn kiezen ondervindt flink wat weerstand en het doet nog gemeen zeer ook. Vandaar dat ik de vijf keer heen en weer ‘zagen’ die de witgejaste dame me voorschrijft, wat wil inkorten. Mislukt.
Op verschillende dagen, onder andere in de kerstvakantie, staan naast de tandartsstoel in de hal van Museum Boerhaave twee mondhygiënisten klaar om bezoekers gratis advies te geven. Toeschouwers genoeg, maar niet iedereen durft ook daadwerkelijk de stoel in. Dan zet ik zelf maar een stap naar voren. Schrale troost: op de instrumententafel ontbreekt de boor.
Toch blijkt een simpel metalen haakje ook niet pijnloos. Op sommige plaatsen verdwijnt het 5 millimeter in het tandvlees. Dat wijst op een beginnende ontsteking, doceert Steverink. „Mijn tandarts zegt daar nooit iets over”, stribbel ik tegen. Ze glimlacht wijs. „Tandartsen zijn vaak minder op preventie gericht dan mondhygiënisten. Toch is gezond tandvlees de basis van een goed gebit.”
Tijd voor een opfriscursus tandenpoetsen. De laatste was op de basisschool, waar ik leerde vanaf het tandvlees met een draaiende beweging omlaag te poetsen. Helemaal fout. Door niet langer het tandvlees mee te poetsen, maar juist de bovenkant van tanden en kiezen goed schoon te maken, kan ik het tij nog keren. Juist daar zit de plak, de bron van de problemen. Elke dag een ronde met de tandenstoker maakt de grote schoonmaak compleet. Die pijn verdwijnt vanzelf.
Drie dagen later moet ik haar gelijk geven. De tandenstoker vliegt vrijwel ongehinderd tussen de tanden door en kleurt niet langer rood van het bloed. Nu nog volhouden.