Topsalaris onderwijs verder gestegen
UTRECHT (ANP) – De inkomens van bestuurders in het onderwijs zijn vorig jaar opnieuw gestegen. Zestig bestuurders zaten meer dan 30 procent boven het gemiddelde ministerssalaris. Dat blijkt uit cijfers die de Algemene Onderwijsbond (AOb) donderdag heeft gepubliceerd.
Voor de Tweede Kamer zijn de cijfers aanleiding binnenkort een spoeddebat hierover te houden met verantwoordelijk staatssecretaris Halbe Zijlstra (Onderwijs). Dat vindt plaats op initiatief van de SP, die vindt dat er zo snel mogelijk een einde moet komen aan de topsalarissen in het onderwijs. Ook onder meer GroenLinks heeft „het helemaal gehad” met het jaarlijks terugkerende bericht dat onderwijsbestuurders te veel verdienen.
Zijlstra liet in een reactie weten dat hij de zaak laat uitzoeken. „Als blijkt dat instellingen geld ondoelmatig hebben besteed, zal ik terugvorderen”, stelde hij.
De lijst van de AOb telt 34 bestuurders bij universiteiten, negentien bij hogescholen, zes bij regionale opleidingencentra (ROC’s) en één bij een gecombineerd bestuur voor onder meer speciaal onderwijs, gehandicapten- en revalidatiezorg en arbeidsre-integratie. Het betreft 52 mannen en acht vrouwen.
Koploper onder de grootverdieners was vorig jaar Aalt Dijkhuizen, collegevoorzitter van de Wageningen Universiteit. Hij zag zijn inkomen met 7 procent stijgen tot ruim 350.000 euro.
Voormalig onderwijsminister Ronald Plasterk riep ruim drie jaar geleden op tot loonmatiging. Topbestuurders zouden volgens hem niet meer mogen verdienen dan de balkenendenorm. Toch zijn ook vorig jaar bestuurders benoemd of herbenoemd die daar boven zitten. De vakbond stelt dat zo’n moreel appèl kennelijk niet werkt en wil dat bij wet wordt geregeld dat onderwijsbestuurders redelijke salarissen krijgen.
AOb-voorzitter Walter Dresscher noemt de salarisstijgingen „genant”, omdat het personeel op de nullijn is gezet en broodnodige investeringen in betere docenten en kleinere klassen uitblijven. „Dat geld moet niet naar de bestuurder, maar naar de klas”, vindt hij.