Commentaar: Gelegenheidscoalitie van Wilders en Pechtold niet zonder risico
D66-leider Pechtold heeft ooit geroepen dat hij emigreert als Wilders aan de macht komt. De leider van de PVV herinnerde hem daar gisteren tijdens het debat over de regeringsverklaring fijntjes aan. „U kunt wel gaan. Wat let u.”
Wat hem let? Misschien wel het plan dat Wilders gisteravond opperde. De PVV vroeg het kabinet te komen met een wetsvoorstel waardoor het staatshoofd niet langer deel uitmaakt van de regering. Wanneer de coalitie dat niet doet, zal de partij van Wilders een initiatiefwetsvoorstel daarvoor indienen.
Dat moet Pechtold als muziek in de oren klinken. Tien jaar geleden voerde de toenmalige leider van D66, De Graaf, een vurig pleidooi voor een ceremonieel koningschap. Het idee verdampte echter al heel snel omdat er in de samenleving geen draagvlak voor was.
Het standpunt van D66 ten aanzien van de monarchie is in die tien jaar niet veranderd, al heeft de partij dat in het achterliggende decennium niet zo geprononceerd gebracht. Harde kritiek op het koningshuis was vanuit electoraal oogpunt jarenlang niet verstandig.
Met enige nuchterheid kan men stellen dat het nog niet zo’n vaart zal lopen met de excommunicatie van het staatshoofd uit de regering. Voor verandering van de rol van het staatshoofd is wijziging van de grondwet nodig. Om dat te bereiken is in de Eerste en de Tweede Kamer een meerderheid nodig en na nieuwe verkiezingen nog eens een tweederdemeerderheid. Het is dus een kwestie van lange adem.
Toch is de lancering van dit plan niet zonder gevaar. Het morrelt aan het gezag en de invloed van de monarchie en maakt die tot een punt van politieke en maatschappelijk discussie. Met het oog op de aanstaande troonswisseling is dat niet zonder risico. Dat is immers een ijkmoment voor de vraag: hoe gaat Nederland verder met de monarchie?
Er is in Nederland in de achterliggende jaren wel wat veranderd op het punt van de waardering van de monarchie. Keerpunt was het optreden van Pim Fortuyn, die als eerste politicus kon rekenen op brede steun bij de bevolking ondanks zijn kritiek op het koningshuis en zijn lidmaatschap van het Republikeins Genootschap. Nadien hebben ook andere politici minder omfloerst hun kritiek gegeven, al bleven zij voorzichtig. Maar het debat over de begroting voor het koningshuis, oktober vorig jaar, liet wel zien dat er met minder schroom over beperking van de vergoeding voor het Koninklijk Huis wordt gedebatteerd. Waarbij moet worden aangetekend dat leden van het koningshuis soms zelf ook aanleiding geven tot kritiek.
Duidelijk is ook dat het maatschappelijk draagvlak voor het Koninklijk Huis afkalft. De waardering voor de monarchie daalde tussen 2005 en 2009 van 74 naar 66 procent. Dat is niet niks.
Langzamerhand lijkt de bodem dus rijp te worden voor een fundamentele discussie over de invulling van het koningschap. Dat is niet zonder gevaar. Nog altijd is de monarchie een unieke en stabiele factor in onze samenleving, die zeker in een tijd van polarisatie en onrust grote waarde heeft.