„Maar de goddelozen hebben geen vrede, zegt de Heere.”
De goddelozen hebben geen vrede. Ik zal u de goddelozen tonen in al hun ontmoetingen in hun leven op deze aarde. Ik zal u overtuigen dat zij geen vrede hebben. Ik zal u tonen dat zij geen vrede hebben met God, niet met zichzelf en ook niet met de dingen die buiten hen zijn.

Daarna zal ik u leiden tot hun ziekbed en hen bezien op hun uiteinde in de dood. Vervolgens spreek ik over hen na hun dood, hoe het dan met hen gesteld is. En ook hoe het dan zijn zal in de opstanding en het laatste oordeel. Ten slotte laat ik zien hoe ver weg de vrede van deze goddelozen zal zijn in de eeuwigheid.

Bezie de goddelozen in dit leven. Zij hebben geen vrede met God. Eer de zonde in de wereld was, was er vrede tussen God en de mensen. Door de zonde kwam er een scheiding. Toen werd de vriendschap verbroken. Hierdoor zijn alle mensen vijanden van God geworden, van nature vijanden van God geworden. Zij zijn geneigd God en onze naasten te haten. Deze geschonden en gebroken vrede heeft Jezus hersteld. „God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende…”

Henricus de Frein, predikant te Middelburg (”De ongelukkige staat der Godlozen”, 1722)