Limburgers kerkten in Duitsland
Twee oudere dames zitten op een fraaie herfstdag in oktober op een terras in het Duitse dorp Kaldenkirchen, net over de grens. Hun tongval is Duits, maar hun woorden zijn Nederlands. Ze komen uit Limburg, aan de Nederlandse kant van de grens.
Ze zijn rooms-katholiek, maar doen er niet meer aan. „Ik geloof op mijn eigen manier”, zegt een van hen. „In mijn jeugd was het anders. Toen er een protestants gezin bij ons in de buurt kwam wonen, mochten de meeste mensen geen contact met hen hebben.”
Grensverkeer tussen Venlo en Kaldenkirchen was er vroeger echter ook wel. Lange tijd gingen de protestanten uit Venlo in Kaldenkirchen naar de kerk. In de bundel ”Onder ’t kruys. Kerkelijk en religieus leven in het gebied van Maas en Nederrijn” komt dit aspect van de regionale kerkgeschiedenis aan de orde. Het boek, waaraan diverse deskundigen meewerkten, wordt gepresenteerd op de 22e Dag van de Nederlandse Kerkgeschiedenis, die zaterdag 6 november wordt gehouden in het Limburgs Museum in Venlo. ”Onder ’t kruys” is een uitgave in de reeks Publicaties van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis (VNK), die ook de kerkhistorische dag organiseert.
De voorzitter van de VNK, prof. dr. J. Y. H. A. Jacobs, emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Universiteit van Tilburg, legt uit dat de VNK een bovenconfessionele vereniging is die een platform wil zijn voor zowel professionele als amateurkerkhistorici. In het bestuur zitten daarom zowel rooms-katholieken als protestanten.
De kerkhistorische dag en de bundel gaan beide over het kerkelijke en religieuze leven in het gebied van Maas en Nederrijn. Prof. Jacobs: „We richten ons op Noord- en Midden-Limburg, maar we hebben geen precieze grens aangegeven. Die was er vroeger ook niet. Sommige gebieden waarover het gaat hoorden in het verleden bij zelfstandige Duitse vorstendommen, zoals Gulik en Kleef, Gelre en Pruisen. De politieke grenzen in Limburg zijn in de loop van de geschiedenis diverse keren veranderd en kwamen pas in de negentiende eeuw vast te liggen. Dat gold ook voor de kerkelijke grenzen. In 1853, bij het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, ontstond het tweede bisdom Roermond, dat samenviel met de provinciegrens.”
Waarom protestanten uit Venlo vroeger in Kaldenkirchen naar de kerk gingen, wordt duidelijk uit een artikel in de bundel van de hand van prof. L. L. Peters, ”Apostaeten binnen de stadt Venlo. Wechselvolle kirchengeschichtliche Beziehungen zwischen Kaldenkirchen und Venlo, insbesonders in den Jahren 1637-1702.” In 1566 –het jaar van Beeldenstorm en hagenpreken– was er in de omgeving van Venlo een hagenpreek die duizend mensen trok. De reformatorische, uit Duitsland afkomstige prediker Engelbert Faber, die mensen won voor het calvinisme, kreeg een jaar later van de stadsmagistraat de opdracht om de stad te verlaten. Veel calvinisten vertrokken toen met hem en zochten een goed heenkomen in de omgeving, onder meer in Kaldenkirchen, maar ook in Wezel, Gennep, Goch en Keulen.
Prof. Jacobs zegt dat er in diverse plaatsen in het Overkwartier, zoals het gebied toen heette, reformatorische gemeenten zijn ontstaan, bijvoorbeeld in Roermond, Venlo, Gennep en Stevensweert. Hij wijst op een artikel in de bundel van dr. J. G. J. van Booma, die de mogelijkheid oppert dat in 1563 in het Limburgse Thorn zelfs een gereformeerde synode bijeenkwam om orde op zaken te stellen. „Thorn was toen een religieus stadje dat bestuurd werd door een vrouwelijke kloosteroverste die sympathiseerde met de hervorming. In die tijd was er een gezagsvacuüm in de rooms-katholieke kerk van deze regio. Het in 1559 gevormde bisdom Roermond kon nog niet effectief optreden. Pas in 1569 kwam hier de eerste bisschop. Het ligt voor de hand dat de calvinisten in het Overkwartier gebruikmaakten van dat vacuüm om hun kerk te organiseren. Het vacuüm heeft overigens maar kort geduurd. Vanaf 1569 deed de Contrareformatie zich in het bisdom Roermond gelden”, aldus prof. Jacobs.
In Venlo bleven ook na de geslaagde Contrareformatie protestanten wonen. Er is een verhaal uit 1572 over een calvinist in Venlo die zijn kind in de rooms-katholieke kerk had laten dopen. Deze persoon, Mattheis von Loon, bekende daarover schuld in de gereformeerde kerk van Kaldenkirchen. Van 1632 tot 1637 was Venlo staats en konden de protestanten in hun eigen stad naar de kerk. Toen de stad in 1637 door de Spanjaarden werd heroverd, gingen de overgebleven protestantse Venlonaars weer ter kerke in Kaldenkirchen. Maar het ging niet om veel mensen, in totaal om ongeveer veertig gezinnen. Er is een lijst bewaard gebleven waarop hun namen vermeld staan. In de periode van 1663 tot 1705 zijn in Kaldenkirchen 43 huwelijken van mensen uit Venlo gesloten.
De Evangelische Kirche van Kaldenkirchen bestaat nog steeds. Het bedehuis staat vlak bij de veel grotere rooms-katholieke kerk met zijn hoge toren. Dit beeld tekent de verhoudingen. De huidige predikant van de Evangelische Kirche, Jörg Fürhoff, zegt dat ’s zondags ongeveer vijftig mensen de eredienst bezoeken.
”Onder ’t kruys”
De titel van de bundel ”Onder ’t kruys” heeft verschillende betekenissen. De naam slaat, aldus prof. Jacobs, op de protestantse gemeenten in Limburg die het in de tijd van de Contrareformatie zwaar te verduren hadden. Maar tegelijkertijd houdt de titel verband met het rooms-katholicisme. „In de negentiende eeuw, na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853, was er sprake van een rooms-katholiek reveil. Paters redemptoristen brachten de bevolking weer ”onder het kruis”. Een van de bijdragen in de bundel gaat over deze volksmissies.”
Er is nóg een betekenis, zegt Jacobs. „In de zeventiende eeuw werd Europa bedreigd door de Turken die vanuit Oost-Europa opdrongen en zelfs een aanval op Wenen deden. Het ging toen om een overwinning ”onder het kruis” op de Turkse halve maan. Hierover gaat ook een artikel.”
In directe zin valt de titel echter te herleiden tot de toegangsdeur van de Evangelische Kirche in Kevelaer, een bekend pelgrimsoord ten zuidoosten van Nijmegen, vlak over de Nederlandse grens. Het artikel ”Die Evangelische Kirchengemeinde Kevelaer” gaat over het ontstaan van deze gemeente. In Kevelaer vestigden zich na de Tweede Wereldoorlog protestantse vluchtelingen uit Oost-Duitsland. Deze gemeente kreeg de steun van de plaatselijke rooms-katholieke gemeenschap en bestaat nog steeds.
De kerk aan de Brunnenstrasse heeft een opvallende driehoekige toren met luidklok. Het kerkgebouw zelf heeft ook de vorm van een driehoek. Op de metalen deur staat een aantal afbeeldingen; op een ervan is een kruis te zien. Aan weerszijden van de dwarsbalk staan mensen onder het kruis. „We hebben het zo opgevat dat de rooms-katholieken zich aan de ene kant bevinden en de protestanten aan de andere kant,” glimlacht prof. Jacobs.
Het Duitse bedevaartsoord maakte vroeger deel uit van de Spaanse Nederlanden en viel onder het eerste bisdom Roermond (1559-1801). Later kwam het onder Pruisisch bewind en hoorde het bij het bisdom Münster.
Het ontstaan van Kevelaer als bedevaartsoord voert terug tot de zeventiende eeuw, toen hier een kapelletje werd gebouwd waarin een als wonderbaarlijk beschouwde afbeelding van Maria werd bewaard, de Genadekapel.
Het bekendst is de in de negentiende eeuw gebouwde basiliek, die verheven is tot bedevaartskerk. De spitse toren staat precies in het verlengde van de winkelstraat en is al van ver te zien. Vlakbij staat de kaarsenkapel, de oudste bedevaartskerk van Kevelaer, waar bij de zijmuur honderden kaarsen branden ter ere van Maria. De website Wallfartsort Kevelaer vermeldt: „Wie zich aan Maria toevertrouwt wordt door Haar niet vergeten. Zo dachten de bouwers van de Genadekapel, zo ervaren het allen, die in vertrouwen biddend en dankend hier naar toe komen.”
De bundel ”Onder ’t kruys. Kerkelijk en religieus leven in het gebied van Maas en Nederrijn”, onder redactie van W. A. den Boer, J. G. J. van Booma, A. P. J. Jacobs en J. Y. H. A. Jacobs, bevat in totaal zestien bijdragen. In vier daarvan staat de protestantse kerkgeschiedenis centraal. Het boek is vanaf 6 november voor 25 euro te koop via de website van de VNK.