Dat heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag laten weten.

De meeste uitval is bij het laagste mbo-niveau, de assistentopleiding. Na 1 jaar is het uitval daar 21 procent en na vier jaar is het opgelopen tot 28 procent. Ook bij mbo’ers uit eenoudergezinnen is de uitval hoog. 15 procent na 1 jaar en 26 procent na vier jaar.

De hoogste uitval is bij mbo’ers die op zichzelf wonen, namelijk 32 procent na vier jaar. Die groep is echter vrij klein, slechts 3 procent van de studenten heeft een eigen huishouden. Het CBS bekeek studenten die in het schooljaar 2005/2006 begonnen met het mbo.

„Dit zijn cijfers die wij allang kennen, we schrikken er niet van”, zegt een woordvoerster van de MBO Raad. „Het is wel fijn dat de cijfers van het CBS bevestigen wat wij al jaren roepen, namelijk dat er grote sociale problemen zijn onder de uitvallers.” De MBO Raad vreest de uitval in de toekomst niet terug te kunnen dringen. „We hebben gedaan wat we konden, maar de rek is eruit. Eerst moeten de sociale problemen opgelost worden, voordat aan de uitval gewerkt kan worden.”

MBO Raad-voorzitter Jan van Zijl zei eerder deze maand al dat het mbo in de toekomst de doelstelling met betrekking tot schooluitval waarschijnlijk niet gaat halen. De Raad zegt niet over voldoende instrumenten en middelen te beschikken om de groep mbo-studenten te helpen die met enorme problemen kampt, waardoor ze niet aan scholing toekomen. „Docenten zijn geen hulpverleners”, aldus Van Zijl destijds.

De woordvoerster wil overigens benadrukken dat - hoewel een op de vijf studenten veel is - er daartegenover vier op de vijf zijn die wél hun diploma halen. „Op het hbo is de uitval hoger, maar daar hoor je niemand over.”