De theocratische proef voor de SGP
De SGP beleeft bijzondere tijden. Rond haar 85e verjaardag zit ze voor het eerst in haar leven, in de persoon van partijleider Van der Vlies, aan de onderhandelingstafel voor een nieuwe regering. Geweldig toch? zegt een deel van de partij. Maar dat is niet de opvatting van onder meer de Landelijke stichting tot bevordering van staatkundig gereformeerde beginselen. Naar haar mening is aan die tafel voor de SGP geen plaats. Drs. J. Mulder
vraagt zich af of dat standpunt terecht is. Los van de het feit of de SGP gaat meeregeren of niet, feit is dat Van der Vlies de onderhandelingen professioneel heeft gevoerd en dat hij de media ontspannen en met verve te woord heeft gestaan. Wie de beelden heeft gezien, moet vaststellen dat Van der Vlies met respect wordt bejegend. De media hebben zoiets van: hier is iemand met meer dan twintig jaar ervaring die ergens voor staat en die niet schroomt zijn principes uit te dragen.
Sommige reacties in de media op mogelijke deelname aan de regering zijn positief, andere zijn venijnig afwijzend en schromen niet om de SGP op onheuse wijze te bejegenen.
Wie denkt dat binnen de SGP de gelederen gesloten zijn, en dat alle partijleden zich als één man achter Van der Vlies scharen, vergist zich. Talloos zijn de de warme sympathiebetuigingen, en er wordt meegeleefd en op kansels gebeden. De Landelijke stichting daarentegen heeft in een open brief opgeroepen beslist niet toe te treden. Ze onderbouwt dat onder meer met citaten van ds. G. H. Kersten.
Worsteling
Het is elke keer een worsteling om de personen die men citeert recht te doen. Ik (h)erken de citaten van ds. Kersten, maar wil ter adstruering van zijn houding ook de volgende noemen: „Het gaat om zoo hooge belangen voor Staat en Maatschappij. O Christenvolk van Nederland, ”past op uw saeck”. Niet met een boekje in een hoekje, dat is het kloosterideaal van de Middeleeuwen. De Heere stelde ons in het midden van het maatschappelijk leven. Daar ligt onze roeping” (De Banier, juli 1922).
En: „Zijt ge wars van politiek? Het zij zoo. Maar weet dan toch, welke heilige belangen aan dezen politieken strijd zijn verknocht. Het gaat om de Christelijke grondslagen van ons volksleven: huwelijk, gezin, gezagsvraagstukken, godsdienst enz. Zouden we niet pal staan om te verdedigen de geestelijke erfenis onzer voorouders?” (Banier, 12 juni 1922). Hier gaat het vandaag aan de dag over!
En: „Onverschillig, of ge gemeen lid der kerk, dan wel ouderling of leraar zijt, ge moet in de wereld getuigen van het Woord en het werk Gods; van gerechtigheid en barmhartigheid. Hadden de profeten Israëls Gods Woord ook niet aan de koningen der Heidenen te brengen? Onttrokken zich Jozef, Daniël en diens vrienden, Mordechaï of wie dan ook, toen God hun weg bepaalde aan der Heidenen hoven? We hebben schuld. We hebben ons te veel onttrokken” (De Banier, 3 juli 1922).
Bij het van kracht worden van de Lager Onderwijswet 1920 schreef ds. Kersten: „De nieuwe schoolwet kwam, waarmee Spr. nu niet zoo erg dweept. ’t Is geen roemrijk eind van den strijd voor de Christelijke school, zooveel jaren met opoffering gestreden. De vrede is te duur gekocht, verkregen met verlies van beginselen. Aan de andere zijde opende zij een weg tot schoolbouw” (De Saambinder, aug. 1924).
En: „Nog nimmer kan ik het betreuren, dat ik de weg ben opgegaan: eigen scholen te bouwen” (De Banier, juli 1922).
We kunnen postuum de SGP-voormannen tot onze geestelijke vaders rekenen, maar het is de vraag of zij ons tot hun geestelijke zonen zouden aanvaarden. Ds. Kersten had weinig affiniteit met groepen die zich buiten de partijorganisatie bevonden en bond vol overtuiging de strijd aan tegen het standpunt: ”Laat u regeren”.
Compromis
Waar partijen samen moeten werken, worden compromissen gesloten. Opvallend is dat het sluiten van compromissen vrijwel altijd wordt betrokken op de politiek. Net alsof in de opvoeding, in de bancaire sector, of waar ook, geen compromissen worden gesloten.
Er zijn wel grenzen aan het compromis (zie Zicht 1997, nr. 5). De vraag is immers: wanneer sluit ik een compromis en wanneer compromitteer ik mezelf?
Is toetreden tot een kabinet, waar minderheidsstandpunten niet toegestaan zijn, compromitterend? Hier ligt een probleem, maar het gaat niet alleen om de zonde van bedrijf, maar ook om de zonde van nalatigheid. Men is ook verantwoordelijk voor het niet deelnemen en het effect daarvan, evenals voor het toetreden en de gevolgen daarvan.
Wie dicht bij het vuur zit, kan zich eraan warmen maar zich er ook aan branden. Dat is de spanning. Dat geldt overal en niet alleen in de politiek. Een feit is dat een land geregeerd moet worden. Er zullen politieke partijen moeten zijn die bereid zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid te dragen.
Voor zover mijn kennis strekt, staat de Landelijke stichting het theocratische beginsel voor. Zij heeft in dat geval het welzijn van heel het volk op het oog. Dan staan zij en wij voor de vraag: Hoe en tot welke prijs kunnen we dat welzijn zoeken? Dat het sluiten van een compromis pijn kan doen, is zeker. Een terughoudende opstelling bij het sluiten van een compromis is begrijpelijk, maar het is niet juist om compromissen op voorhand af te wijzen.
Participatie
De nota ”Kan een SGP’er nog raadslid zijn?” stelt dat, lettend op de bijbelse eis en op het geldende publieke bestel, moet worden vastgesteld dat de opdracht voor SGP’ers tot het uitdragen van beginselen in politieke zin, ook aan het eind van de twintigste eeuw onverkort van kracht is en dat daarvoor nog steeds mogelijkheden bestaan. Het is haar publieke taak te participeren, juist waar grote delen van ons volk met God en Zijn Woord geen rekening houden. Daar komt bij dat het door de SGP voorgestane en uitgedragen beginsel van theocratie zich niet verdraagt met het principieel streven naar isolement.
De SGP heeft de taak, zolang de mogelijkheden er zijn, in het besturen van gemeente, provincie of Rijk een bijdrage te leveren. Ook al kunnen de omstandigheden uiterst moeilijk zijn, dan nog blijft het zaak om af te wegen wat het betekent om wel of niet aan de regering deel te nemen. Daarbij zal ook de vraag gesteld moeten worden hoever iemand persoonlijk kan gaan. In principe dient er voor gewetensvol genomen beslissingen respect te worden opgebracht.
In diverse besprekingen en onderhandelingssituaties kan de principiële bereidheid om regeringsverantwoordelijkheid te dragen, worden toegelicht. Dat laat onverlet dat het niet eenvoudig is om voor een bepaald beleid verantwoordelijkheid te dragen. Dan gaat het niet om allerlei praktische bezwaren, maar om de inhoud van het beleid.
De voetangels en klemmen moeten niet worden onderschat. Ir. H. van Rossum schreef in Zicht (1997, okt.): „Degene die namens de fractie tot onderhandelen geroepen wordt, zal daartoe grote wijsheid nodig hebben en daartoe een biddende fractie en partij achter zich moeten hebben.”
Zoutend zout
Onze tijd kenmerkt zich door allerlei niet-christelijke stromingen. De fundamenten van onze cultuur zijn losgeraakt van hun christelijke wortels. Juist in een tijd waarin mensen op zoek zijn naar de zin van het leven is het van groot belang om de confrontatie aan te gaan en participatie te overwegen. Het is een zegen wanneer er personen in het openbaar bestuur participeren die voor de gemeenschap herkenbaar zijn als leesbare brieven van Christus. Immers, de strijd zal zonder meer ook op politiek terrein gestreden worden.
De auteur is directeur van de Guido de Brès-Stichting, het studiecentrum van de SGP.