Betrokkenheid van christen in Midden-Oosten bij eigen regio hard nodig
Christelijke minderheden in het Midden-Oosten kunnen, door betrokken te zijn op hun regio, een dam opwerpen tegen de massale exodus van christenen die er nu aan de gang is, betoogt prof. dr. Herman Teule.
In Rome vindt tot en met morgen een bijzondere bisschoppensynode plaats over de situatie van de christenen in het Midden-Oosten. Het voorstel daartoe ging uit van bisschop Louis Sako van Kirkuk, een Iraakse stad met een kleine christelijke minderheid. In Irak vindt een massale exodus plaats van christenen die op de vlucht zijn voor een situatie van extreem geweld en voor een onzekere toekomst.
De synode heeft zich vooral gebogen over drie problemen: de verdeeldheid van de christe nen, de verhouding met de islam en migratie. Strikt genomen is het een synode van de katholieke bisschoppen in het Midden-Oosten, maar vertegenwoordigers van andere orthodoxe kerkgemeenschappen zijn uitgenodigd eraan deel te nemen, evenals –en dit is uniek– een aantal islamitische waarnemers.
Om te begrijpen waarover het gaat eerst enkele cijfers. In het Midden-Oosten zijn 15 tot 20 miljoen christenen (op een totale bevolking van 360 miljoen), verspreid over een groot aantal nationale staten met verschillende culturen en talen (Arabisch, Perzisch, Turks) en politieke regimes (islamitisch, democratisch, totalitair, seculier). Dit alleen al maakt het onmogelijk om algemene uitspraken te doen over de situatie van de christenen in de hele regio. De toestand in iedere nationale staat vraagt een eigen analyse.
Verder is het christendom in het Midden-Oosten verre van homogeen: er zijn oosters-katholieke kerken naast de oosters-orthodoxe kerken waaruit ze zijn voortgekomen. Zowel de oosters-katholieke als de oosters-orthodoxe kerken vallen weer uiteen in verschillende kerkgemeenschappen, die zich vaak naast elkaar in dezelfde stad bevinden. Er zijn vijf patriarchen (hoogste kerkleiders) van Antiochië en de Syrische stad Aleppo heeft niet minder dan negen residerende bisschoppen. Daarnaast is er een belangrijke groep zogenaamde Latijnse christenen, ”westerse katholieken”, en een kleine groep protestanten.
Deze oosterse gemeenschappen hebben een grote rijkdom aan liturgische en theologische tradities, vaak eeuwenoud, teruggaande op de begintijd van het christendom en daarom alleen al waardevol.
Het is echter ook duidelijk dat de versnippering in verschillende gemeenschappen met afzonderlijke zware organisatorische structuren niet alleen een weinig inzichtelijk beeld geeft van het christendom, maar vooral ook de vraag oproept wat deze gemeenschappen nu in de huidige Arabische, Iraanse en Turkse samenleving kunnen betekenen.
Daarbij hebben ze alvast een belangrijk gegeven tegen: deze gemeenschappen ontlenen hun identiteit, minstens gedeeltelijk, aan een bepaalde etnische en culturele afkomst, die verschillend is van de culturele realiteit van de regio. In Turkije zijn er bijvoorbeeld Grieks-orthodoxen, Syrisch-orthodoxen en Armeens-orthodoxen. Badinerend zou men kunnen vragen: waar blijven de Turkse christenen?
Voor de toekomst van deze gemeenschappen is het belangrijk dat zij zonder aarzelen de culturele identiteit aannemen van de regio waar ze verblijven. Voor de gemeenschappen in de Arabische landen betekent dit dat ze zich uitdrukkelijk moeten afficheren als Arabische christenen en een gemeenschap moeten constitueren die een verhouding wil met de Arabische samenleving. De recente geschiedenis kent voorbeelden waar dit uitstekend gelukt is. Er zijn echter ook gemeenschappen die geneigd zijn zich te koesteren in hun ”anders zijn” en die benadrukken dat ze geen Arabieren zijn en dat niet willen zijn (ook al spreken alle leden van deze gemeenschappen de facto Arabisch).
Hiermee hangt samen dat het Midden-Oosten voor het grootste gedeelte islamitisch is. Arabisch christen-zijn betekent sowieso dat aandacht moet gaan naar het gesprek met de islam, een gesprek dat meer is dan het uitwisselen van beleefdheden rond Kerst of aan het eind van de ramadan.
De bijdrage van christenen kan in deze regio bestaan uit het wijzen op de heilzame scheiding van godsdienst en staat, waardoor stromingen die niet behoren tot de ”mainstream”-religie kans krijgen zich te bevestigen en te ontwikkelen. In ieder geval moet duidelijk gemaakt worden dat de geschiedenis van het Midden-Oosten gemaakt is door zowel christenen als moslims, dat men de ontwikkeling van de islam niet kan begrijpen zonder weet te hebben van de bijdrage van de christenen daaraan, zoals ook de christenen van het Midden-Oosten op hun beurt delen in de culturele realisaties van de islamitische wereld die hun christelijke cultuur heeft verrijkt.
Het is deze betrokkenheid op het Midden-Oosten, met als noodzakelijke randvoorwaarde dat de islamitische meerderheid openstaat voor een reële maatschappelijke rol van de christelijke minderheden, die een dam kan opwerpen tegen de massale exodus van christenen die er nu aan de gang is.
De auteur is hoogleraar oosters christendom aan de Radboud Universiteit Nijmegen en directeur van het Instituut voor Oosters Christendom.