„Rood bloed wast zwarte mensen wit”
„In Irak is een tiran verdwenen. We zijn bezorgd over Afrika; in Zimbabwe voert Mugabe al jarenlang een waar schrikbewind. Toch zal het werk onder de moeilijkste omstandigheden doorgaan, omdat ook daarginds onder Gods beschutting een kerk mag zijn. De zending heeft als voornaamste doel dat het rode bloed zwarten witwast. En dat gaat niet over een huidskleur.”
Dit zei de voorzitter van de Mbuma-Zending, ds. Tj. de Jong, woensdag op de jaarlijkse Mbuma-zendingsdag, die dit jaar voor de veertigste keer gehouden werd. De predikant uit Staphorst bepaalde zijn gehoor bij Micha 4:7, „En Ik zal haar die hinkende was, maken tot een overblijfsel.” Uit deze tekst weten we, zei ds. De Jong, dat er over ons niets te roemen valt. „Gods volk heeft een hinkende bekering, een hinkend geloof, hinkende bevindingen, waarmee ze ondersteboven rollen. Wij hebben een hinkende zendingsliefde. En ook deze dag is slechts een hinkende veertigste zendingsdag. Gods volk kan alleen zien op de bloedende Borg aan het vervloekte kruis op Golgotha. In Hem geeft de Heere Zijn hinkende kerk niet alleen een belofte, maar ook een vervulling.”
De Schotse afgevaardigde van de Free Presbyterian Church, ds. J. Macleod, betuigde zijn dank voor de Nederlandse bijdrage in het zendingswerk in Zimbabwe en Kenia: „Zonder uw hulp zou het werk daar geen doorgang kunnen vinden. Toch is het niet ons werk, maar ’s Heeren werk. Ook als we doen wat we moeten doen, zijn we slechts onnutte dienstknechten.”
De Free Presbyterian Church kan dankzij de Nederlandse hulp in Afrika het Evangelie brengen, zei ds. Macleod, „in de hoop dat er uit de duisternis tot het licht gebracht worden. In Adam hebben we allen gezondigd, allen zijn we de dood onderworpen. Maar het Evangelie vertelt ook over de tweede Adam, de Heere uit de hemel. Wij moeten onze uiterste best doen om deze boodschap te verbreiden en te wijzen op Hem, als de enige Verlosser voor verlorenen.
Het Evangelie is het middel, door een genadig God verordend, om zondaren te verlossen van de ondergang. In de eeuwigheid zal er tussen gezaligden en verlorenen een onoverbrugbare kloof zijn. Daarom is het zo nodig dat er evangeliedienaren worden uitgezonden: „Gaat dan heen, onderwijst alle volken.”
Ds. A. van Voorden, predikant van de gereformeerde gemeente in Nederland te De Beek-Uddel, sprak over Jesaja 42:1. „Zie, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft. Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven; Hij zal het recht den heidenen voortbrengen.”
Hij noemde Jesaja een boetgezant die het volk zijn zonden bekendmaakte. „Maar Jesaja getuigde ook van de gezegende Middelaar. Het tweede gedeelte van zijn boek spreekt over de wijze waarop de Heere Zijn kerk tot de zaligheid brengt. Eerst moet de schuldbrief thuiskomen, eerst moet de kennis der ellende gekend en verdiept worden. De Vader wijst Zijn Zoon aan op grondslag van het Woord.”
De predikant uit De Beek-Uddel wees erop dat in de raad des vredes reeds de heilige verbondsonderhandelingen hebben plaatsgehad. „Omdat de Zoon de gewillige Knecht was om Zich in de dood aan het vloekhout over te geven, daarom kan dat welbehagen gelukkiglijk voortgang vinden.”
’s Middags sprak ds. D. Monster, oud gereformeerd predikant te Barneveld, over Petrus’ belijdenis te Cesarea Filippi, naar Maters 16. Als eerste punt zag ds. Monster een onderzoekende vraag, als tweede een heerlijke geloofsbelijdenis en als derde een zalige bevestiging. „Verhoudingsgewijs zijn er weinigen als vrucht op de prediking van de Heere bekeerd geworden. Bij de menigte die onder de indruk van Zijn wonderen was, ontbrak veelal de echte kennis van Christus. Christus is een verborgen Persoon en de zaligmakende kennis komt niet uit de natuurlijke mens voort.
Toch is de vraag: „Wie zegt gij dat Ik ben?” een zeer belangrijke vraag. Uit het zekere antwoord van Petrus blijkt dat die verborgenheid voor hem ontsloten was. Uit de zalige bevestiging op zijn belijdenis blijkt dat Christus voor Hem bij de Vader vandaan was geopenbaard in zijn zielenleven.”
Voor de kinderen vertelde A. B. den Breejen uit Werkendam een verhaal. Ds. S. de Jong besloot de zendingsdag.