Jagers en Faunabescherming: Wij snappen elkaar niet
De jagers en de Faunabescherming, het zijn water en vuur. Niet eerder zaten ze aan één tafel, maar nu kruisen ze de degens.
Dat het niet botert tussen de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) en de Faunabescherming (voorheen: Kritisch Faunabeheer) is een understatement. Van de KNJV hoeft het niet, een gesprek met haar felste tegenstander. Pas als Natuurmonumenten ook aanschuift, gaan de jagers overstag.
Tim van den Broek noemt het gesprek in een Amsterdams restaurant uniek. „Kijk, we hoeven het niet eens te zijn, maar we zitten nu wel een keer om de tafel. Dat gebeurde nog nooit.”
Harm Niessen: „Wij hebben vaak geprobeerd zoiets te organiseren, maar dat werd door de KNJV altijd geweigerd.”
Jullie mijden elkaar?
Niessen: „De jagers zitten op een totaal andere golflengte. Die denken dat ze aan het beheren zijn, wat een flauwekul! Er is maar één reden om te gaan jagen, en dat is omdat je het leuk vindt om beesten dood te schieten. Alle andere argumenten zijn vals.”
Arnoud Meijering: „Je verwijt een vrijwillige EHBO’er toch ook niet dat-ie zit te wachten op een beenbreuk? Natuurlijk heb je er plezier in! Het is een hobby, je bent in het veld bezig. In de Flora- en Faunawet staan de afwegingen die de jager moet maken duidelijk omschreven. En ik denk dat alle jagers die verantwoordelijkheid serieus nemen.”
Een vereniging voor plezierjacht is niet geschikt om aan beheer te doen.
Niessen: „Er bestaat geen andere jacht dan plezierjacht. Beheer is een synoniem voor schieten. De Flora- en Faunawet gaat nauwelijks over flora, die gaat voor het grootste gedeelte over fauna. Als je ziet wat de uitwerking daarvan is in de provinciale faunabeheerplannen, die gaan alleen maar over schieten. Jacht doet niets aan de oorzaak. Je bent bezig met symptoombestrijding. Het zou mooier zijn als je de oorzaak van het probleem kon wegnemen. Dan hoef je ook niet meer te jagen. Dat kan aanvankelijk een dure maatregel zijn, maar het is wel structureel. Dát moet de voorkeur hebben.”
Meijering: „Dat was twintig jaar geleden ook jullie verhaal. Intussen zijn de ecologische inzichten veranderd. Ik heb net het laatste rapport over ganzenschade in Zuid-Holland gezien. Daarin zie je duidelijk onderbouwd dat beheermaatregelen wel degelijk effect hebben. De jagers nemen een actieve rol in het faunabeheer.”
Is jacht –of beter: afschot van wild– onmisbaar voor verantwoord natuurbeheer in Nederland?
Meijering: „Ja. In Nederland is geen ruimte om alles zijn gang te laten gaan. Dan zou je een hek om de Randstad moeten zetten en de rest van Nederland vrij maken. Dan krijg je een behoorlijk areaal om de boel de boel te laten. Maar er zijn allerlei economische en maatschappelijke plafonds waar we dan keihard tegen aan botsen.”
Niessen: „Afschot is natúúrlijk niet noodzakelijk. Want welk probleem los je daarmee op?”
Van den Broek: „Daar staat tegenover dat er nog geen enkel dier uit Nederland is verdwenen door de jacht.”
Niessen: „Dat is niet helemaal waar. Er zijn een heleboel… de raaf is verdwenen uit Nederland door jacht.”
Van den Broek: „Die is toch ook verdwenen omdat het gebied waarin-ie zat niet meer geschikt was…”
Niessen: „Absoluut niet. Er wordt altijd gedaan alsof er gejaagd kan worden zonder dat er bijverschijnselen optreden. Maar hoe komt het dat alle in het wild levende dieren bang zijn voor mensen?”
Meijering: „Ben je wel eens in Canada geweest? Weet je waar ze daar bang voor zijn? Dat dieren niet meer bang zijn voor mensen.”
Niessen: „Zo hóórt het! Het is toch totaal krankzinnig dat hier in Noord-Holland vossen worden afgeschoten als ze tam worden. Het is volslagen idioot dat dieren bang zijn voor mensen. Ze zijn ook niet bang voor koeien.”
Maar is er een alternatief voor afschot?
Niessen: „Ik heb nog steeds geen reden voor dat afschot gehoord. Waar heb je last van? Met welke soort heb je een probleem?”
Meijering: „Aanrijdingen. Met grote hoefdieren. Dat is iets wat heel goed meetbaar is. Bij een hoge populatie reeën, herten en zwijnen neemt het aantal aanrijdingen toe. Dat is gewoon rechtstreeks aan elkaar gerelateerd.”
Niessen: „Dat is niet waar. Neem de Amsterdamse Waterleidingduinen. Daar werd op reeën gejaagd met als argument dat er anders te veel zouden komen. Het is een drinkwatergebied, dus misschien gaat er dan een ree dood in een kanaal… wat voor infecties kun je dan niet allemaal krijgen. Kortom, de directie durfde het niet aan om die reeën met rust te laten. Bovendien waren ze bang dat wandelaars een dode ree zouden vinden en dat ze dan boze brieven zouden krijgen. Ik zeg: Wat is dat nu voor onzin? Beesten gaan dood, dat weet je toch? Nou, toen is er zes jaar lang een experiment geweest: niet jagen en kijken wat er gebeurt. Er gebeurde niets. Er kwamen niet meer reeën, er waren geen ongelukken.”
Meijering: „Het aantal ongelukken blijft hetzelfde? En er is geen schade bij de landbouw en bij de buren?”
Niessen: „Er is één deel in Zuid-Holland, daar zitten bollenboeren. Als daar damherten of reeën komen, kan het ernstige schade opleveren. Er staat dus al tientallen jaren een hek van meer dan 2 meter hoog, zodat ze niet bij die bollen kunnen komen. Dát is een structurele maatregel.”
Van den Broek: „Moeten we dan heel Nederland vol zetten met hekken?”
Niessen: „Wat gebeurt er als je dat niet doet? Dan ga je schieten. Krijg je dan minder ongelukken? Nee, want je bent niet van plan om ze uit te roeien; het moeten er alleen maar ietsje minder zijn. Dus de schadegevallen blijven en de kans op ongelukken ook. Het is bijna hetzelfde als wanneer je in de binnenstad kindertjes gaat afschieten omdat anders auto’s de kindertjes gaan doodrijden. Dat is toch de omgekeerde wereld?!”
Van den Broek: „Wij hebben een ”nee, tenzij”-beleid. In de grote gebieden van Natuurmonumenten beheren wij onze reeën niet meer. Die beesten kunnen zich prima zelf redden. Maar je zit nog steeds met de verkeerssituaties aan de randen van die gebieden. Een hek is duur, maar je houdt er ook nog veel meer mee tegen. Is het middel dan niet erger dan de kwaal? Onder bepaalde omstandigheden moet je de stap nemen en zeggen: vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid worden de dieren geschoten.”
Meijering: „Wat je wel ziet, is dat bijvoorbeeld de vos schade aanricht in weidevogelgebieden.”
Niessen: „Dat is niet waar! Jagers hebben gewoon een bloedhekel aan vossen; ze weten zelf niet eens waarom.”
Meijering: „Ik heb helemaal geen hekel aan vossen.”
Niessen: „Volgens een rapport van de onderzoeksbureaus Sovon en Alterra is de belangrijkste bedreiging van de weidevogel de weidevogelbeschermer zélf. Dertig tot 45 procent van de nesten gaat verloren als gevolg van activiteiten van weidevogelbeschermers. Elke keer als een vogelaar het land in gaat, worden die sporen gevolgd door kleine diertjes. Zoals ratten, bunzingen, hermelijnen en wezels.”
Meijering: „Waarom overdrijf je zo? Dat doet afbreuk aan je verhaal. In het rapport staat 25 procent.”
Niessen: „Wat gebeurt er in een weidevogelgebied waar vossen zitten? Daar verdwijnen die kleine marterachtigen. Want een vos heeft een ontzettende hekel aan wezels, hermelijnen en bunzingen –hij bijt ze dood. En die hebben een veel groter aandeel in het roven van nesten en jongen van weidevogels. Als je een vos hebt, heb je die marterachtigen niet.”
De jacht is niet meer van deze tijd?
Van den Broek: „Daar ben ik het niet mee eens. Het is gewoon een heel gevoelig onderwerp. In Engeland en Duitsland is jacht veel breder geaccepteerd. In Nederland is het individuele dier heel erg belangrijk geworden. Maar als je als beheerder probeert uit te leggen hoe je je keuzes maakt en ook de dilemma’s waar je mee worstelt en je vertelt waarom je dieren doodt of waarom dat onder bepaalde omstandigheden juist niet nodig is, dan is daar best begrip voor.”
Waarom slagen jullie er dan kennelijk niet in om dat goed uit te leggen?
Meijering: „Er zijn nog nooit zo veel aanmeldingen geweest voor de nieuwe jachtcursus als nu. Het aantal jagers neemt toe. We groeien als vereniging. Ook in de publieke opinie merk je dat de acceptatie sterk groeit.”
Niessen: „Het vervelende is: het beeld dat we krijgen klopt niet. Let maar eens op als er op tv een reportage over de jacht is: de ellende krijg je niet te zien. Heel vaak wordt er niet eens geschoten. Want dat is nou eenmaal niet altijd leuk om te zien. Er gaat ontzettend veel fout. Het is jammer voor de jagers, maar ze weten bijna niets van de natuur af.”
Meijering: „Ik vind dit volledige onzin. Kijk naar Noord-Holland, waar elk jaar door de Dierenbescherming een rapport wordt uitgebracht over misstanden in de jacht. Die worden allemaal onderzocht, en dan zie je dat uit 1700 handhavingsacties slechts 0,02 procent heeft geleid tot een proces-verbaal.”
Van den Broek: „Het staat of valt met dat goede schot. Dat gaat wel eens fout…”
Niessen: „Twintig procent van de kleine rietganzen, die nergens in Europa geschoten mogen worden, vliegt met hagel rond.”
Meijering: „Ja, er worden wel eens fouten gemaakt. Daarvan baal je als een stekker.”
Van den Broek: „Als jager heb je een enorme verantwoordelijkheid. Je beslist over leven en dood. Dat moet je bij ieder individueel dier afwegen.”
Niessen: „Jagers schieten vaak te vroeg. Ganzen moet je op 35 meter hebben om een goed schot te kunnen plaatsen. Maar de verleiding om al op 50 meter te schieten, is groot.”
Meijering: „Als je dat een paar keer doet, is het dus over en uit. De mores binnen de jachtwereld zijn sterk. Juist gebaseerd op heel oude tradities.”
Niessen: „’s Winters in de kou, wat doen ze dan: borreltje. Vervolgens gaan ze schieten. Misschien door dat borreltje iets sneller dan verantwoord is.”
Meijering: „Ik wil hier liever niet op ingaan.”
Jagers zijn net zulke dierenvrienden als leden van de Faunabescherming.
Meijering: „De emotie is hetzelfde.”
Niessen: „Nee, wij snappen elkaar niet.”
Meijering: „Het gaat over de betrokkenheid bij de natuur. Maar hoe we dat zien is totaal anders. Ik denk dat een heleboel jagers die emotie wel goed kennen. Een mooie ree afschieten in de ochtendmist, dat doet je wel wat. Maar het gebeurt nooit doelloos.”
Van den Broek: „Je hebt twee stromingen. Mensen die zeggen dat je dieren moet beheren, en mensen die zeggen dat je er met je handen van af moet blijven. Dat zit zo diep geworteld.”
Niessen: „Ik heb helemaal geen moeite met het doden van dieren. Ik heb in strenge winters heel wat dieren gedood die lagen te creperen. Dat is niet het probleem. De in mijn ogen valse emotie die je in jagerskringen ziet, is dat ze helemaal lyrisch en sentimenteel worden.”
Van den Broek: „Je mag iemand die plezier heeft in zijn hobby dat toch niet ontzeggen?”
Niessen: „Dat kan ik ook zeggen van een kinderverkrachter.”
Van den Broek: „Ho, ho. Dat is niet binnen de kaders van de wet. Jagen wel.”
Niessen: „Ja, maar die wet wordt ook door mensen gemaakt. Als mensen een goed beeld hadden van wat jacht inhoudt en wat de werkelijke argumenten zijn om te gaan jagen en welke alternatieven er zijn, dan zou jacht allang niet meer bestaan in Nederland. Het gebeurt onder valse voorwendselen.”
Wordt het niet eens tijd dat jullie je gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen?
Niessen: „Er moet een wijs man boven ons staan die de gelegenheid moet krijgen om alle informatie tot zich te nemen. Dat gebeurt helaas niet.”
Meijering: „Wat je ziet, is dat de Faunabescherming tegen het doden van dieren is…”
Niessen: „Nee, nee! Dat zijn we helemaal niet. Wij zijn er voor om te discussiëren en te beslissen op basis van wetenschappelijke argumenten…”
Meijering: „Ja, maar als die wetenschappelijke argumenten jou niet zinnen, dan zeg je van: hup!”
Niessen: „Ze zíjn er niet. Niet op basis van traditie, niet op basis van vooroordeel en niet op basis van hobby.”
Maar zijn er aanknopingspunten?
Niessen: „Als afschot de beste methode zou zijn om een einde te maken aan welk probleem dan ook, dan ben ik er voor. Maar niemand heeft mij ooit een voorbeeld kunnen laten zien.”
Om de tafel
Arnoud Meijering is consulent van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging voor de regio Noord- en Zuid-Holland.
Harm Niessen is voorzitter en een van de oprichters van de Faunabescherming (voorheen: Kritisch Faunabeheer).
Tim van den Broek is senior adviseur van Natuurmonumenten met als speciaal aandachtsveld faunabeheer.