„Minder doen is beter dan minder departementen”
DEN HAAG – Zestien ministers telde het vorige kabinet; het nieuwe heeft er twaalf. „Minder overheid is een leuke leuze, maar een loze kreet.”
„We gaan de trap van bovenaf schoonvegen”, zei aankomend premier Rutte vorige week donderdag tijdens een persconferentie. „Dus niet alleen minder ambtenaren in Nederland maar ook minder overheid. Een krachtige, compacte staat betekent ook een kleiner kabinet.”
Hij kondigde aan dat er twee departementen zouden worden geschrapt. Landbouw gaat samen met Economische Zaken, en Verkeer en Waterstaat fuseert met VROM. Volkshuisvesting en de Rijksgebouwendienst vallen voortaan onder Binnenlandse Zaken. En er komt een minister voor Immigratie en Asielbeleid, die gaat inwonen bij Binnenlandse Zaken.
Het programmaministerie voor Jeugd en Gezin, dat ChristenUnieleider Rouvoet bestuurde, verdwijnt, evenals het programmaministerie voor Wonen, Wijken en Integratie.
Samenvoegen en opknippen van departementen levert maar weinig besparingen op de rijksbegroting op, tekent bestuurskundige dr. Linze Schaap aan. De universitair hoofddocent aan de Universiteit van Tilburg stelt dat minder overheid „een leuke leuze is, maar doorgaans ook een loze kreet.”
Als Rutte de trap echt wil schoonvegen, moet hij een andere bezem pakken, meent Schaap. „Bezuinigen kun je wel door minder te gaan doen: minder beleid maken, je met minder onderwerpen bezighouden en minder gedetailleerde wetgeving maken.”
De Tilburgse wetenschapper komt in het regeerakkoord echter maar weinig voorbeelden tegen van vereenvoudiging van beleid. Verder mist hij een duidelijke visie op het toekomstige takenpakket van de overheid. Juist begin dit jaar deden ambtelijke werkgroepen de politiek talloze opties aan de hand om fors te besparen. Ingrijpende keuzes zijn uitgebleven, constateert Schaap. „Vooral de kaasschaaf wordt gehanteerd.”
Hij hoopt dat de Kamer het initiatief neemt tot een principieel debat over de reikwijdte en de manier van werken van de overheid. Kunnen we inderdaad met minder overheid toe? En wat kunnen maatschappelijke organisaties en burgers meer zelf gaan doen? In gemeenten zie je dergelijke discussies al her en der ontstaan.”
Probleem is wel dat dergelijke principiële debatten in de Nederlandse politiek zeldzaam zijn. „Dat is een erfenis van de verzuiling: over principes word je het toch niet eens, dus laten we het maar over praktische oplossingen gaan hebben.”
Wat ook meespeelt, is dat Nederland een coalitieland is. Partijen hebben allemaal zo hun ideeën over de taken van de overheid, maar die lopen zelden synchroon. „Dat maakt het lastig om overeenstemming te bereiken over ingrijpende wijzigingen.”
Van diverse kanten hebben critici gehakt gemaakt van de kabinetsplannen om de overheid te verkleinen en te bezuinigen op de publieke sector. „Boterzacht”, worden de ingeboekte besparingen genoemd. Is dat een ramp voor het land, of maakt het allemaal niet zo veel uit? Schaap: „Het kabinet wil 18 miljard euro bezuinigen. Met dit soort maatregelen gaat dat in elk geval niet lukken.”
Het valt ook niet mee om geld te besparen op de overheid. „Mensen zijn er steeds meer aan gewend geraakt dat die hun problemen oplost. Om dan nee te verkopen omdat de overheid zich van bepaalde terreinen terugtrekt, vergt een rechte rug en stevige knieën.”
Eerdere samenvoegingen
Het samenvoegen en opheffen van ministeries is van alle tijden. Het ministerie van Landbouw bijvoorbeeld was dan weer zelfstandig, dan weer gekoppeld aan Handel en Nijverheid en dan weer onderdeel van Economische Zaken.
De ministeries van Oorlog en van Marine bestonden lang naast elkaar, fuseerden in 1928 en gingen in 1940 weer uiteen. Vanaf 1947 was er één minister die verantwoordelijk was voor beide departementen, waarna in 1959 opnieuw het ministerie van Defensie werd ingesteld en Oorlog en Marine verdwenen.
Langer geleden, in 1868, waren de departementen voor Rooms-Katholieke Eredienst en voor Hervormde en andere Erediensten al opgeheven.