Opinie

Zie gedrag jeugd niet te snel als overlast

In het nieuwe regeerakkoord wordt te gemakkelijk een relatie gelegd tussen overlast en jeugd, vindt Johan Oost. Er is een toenemende intolerantie ten opzichte van jongeren, waardoor hun gedrag te snel als overlast wordt gezien.

13 October 2010 10:34Gewijzigd op 14 November 2020 12:07
Foto ANP
Foto ANP

Beroepsmatig komen wij nogal eens in aanraking met volwassenen die klagen over jongeren. Als je dan onderzoekt waar het om gaat, betreft het kwesties zoals het geluid dat wordt geproduceerd bij een potje voetbal. Of het feit dat jongeren ergens staan. Ze doen niets, zeggen (doorgaans) niets en kijken hooguit naar voorbijgangers. Maar ze hebben een baseballpetje op. En volwassenen vinden dat al snel bedreigend.

Steeds meer krijgt die toenemende intolerantie officiële erkenning. Zelfs kinderen onder de twaalf blijven in het nieuwe regeerakkoord niet buiten schot. Het akkoord stelt: „Kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar en overlast veroorzaken of criminaliteit plegen worden zo vroeg mogelijk in beeld gebracht, zodat hun probleemgedrag direct en tijdig behandeld kan worden. 
Hun ouders worden eerder en meer financieel aansprakelijk gesteld.”

Maar wat wordt bedoeld met ”overlast veroorzaken” en wat heet ”criminaliteit”? Het akkoord is hierover niet helder. En het is zeer de vraag of er sprake is van echte overlast als er over jongeren wordt geklaagd. In werkelijkheid zijn jongeren veel minder bedreigend dan volwassenen. Wij spreken vanwege ons werk vaak met jongeren op straat. We zijn in de vijftien jaar dat we dat doen nog nooit door hen bedreigd. Wel hebben we te maken met dreigementen van volwassenen die geen speel- of sportplek in hun omgeving willen.

Natuurlijk valt niet te ontkennen dat er overlast­gevende jongeren zijn. Maar het gaat dan om slechts 3 tot 5 procent van alle jongeren. Met de rest is niets aan de hand. En we moeten uitkijken dat we niet alles even ernstig gaan vinden. Een bepaald soort overlast is van alle tijden. De Griekse filosoof Aristoteles had het daar 500 jaar voor Christus al over.

Een boek als ”Dik Trom” zou tegenwoordig niet meer geschreven kunnen worden. De hoofdpersoon daarin tikte tegen ruiten en stal appels bij agent Flipsen. Voor zijn probleemgedrag zou nu een tijdige behandeling worden opgesteld. Bovendien zouden zijn ouders de boetes niet kunnen betalen. En zou Karel Doorman, admiraal tijdens de Tweede Wereldoorlog, met een dergelijke aanpak nog de heldendaden kunnen verrichten waarvoor hij na de oorlog met hoge onderscheidingen werd geëerd? „Iedere dag had hij wel iets op zijn kerfstok. Nu eens kwam de hoofdonderwijzer klagen en dan weer een politieagent over een ingegooide ruit. En vechten dat die jongen deed! Hij kwam minstens eenmaal per week met halfverscheurde kleren thuis”, schrijft Antony van Kampen over de jeugd van Doorman.

Wellicht is kwajongen-zijn straks alleen nog weggelegd voor de erg rijken, die de boetes betalen kunnen, en voor de erg armen, bij wie toch niets te halen valt.

De auteur is speelruimtespecialist bij OBB Ingenieursbureau in Deventer.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer