„Auteur Hebreeënbrief blijft onduidelijk”
APELDOORN – De brief aan de Hebreeën bevat een actuele les, zegt dr. H. R. van de Kamp, van wie eind september een commentaar op dit Bijbelboek verscheen. „In de prediking moeten we de centrale boodschap van de brief blijven benadrukken: veel omhoogkijken naar de Hogepriester, Jezus Christus, en veel vooruitkijken, naar de stad van de toekomst.”
De brief aan de Hebreeën toont in dat opzicht een parallel met het Bijbelboek Openbaring. „Daarin klinkt dezelfde boodschap”, zegt dr. Van de Kamp. Het is daarom niet toevallig dat de auteur, predikant van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Apeldoorn, de brief aan de Hebreeën becommentarieerde voor de serie Commentaar op het Nieuwe Testament (CNT).
Eerder schreef hij in de gezaghebbende reeks al een verklaring over het boek Openbaring. „Toen de eindredacteur van de CNT-serie, prof. J. van Bruggen, met mij overlegde over een eventueel volgend deel, kwamen we al snel bij Hebreeën uit”, zegt de theoloog, die gepromoveerd is op de plaats van het Joodse volk in Openbaring.
De vele verwijzingen naar het Oude Testament vormen ook een overeenkomst tussen de Bijbelboeken Hebreeën en Openbaring. „In de brief aan de Hebreeën komt veel terug uit Leviticus, Numeri, Habakuk, Spreuken, Jeremia 31 en niet te vergeten de Psalmen. Tijdens de bestudering ben ik daardoor ook veel met het Oude Testament bezig geweest. In Hebreeën zie je alle lijnen samenkomen. Het onderzoek heeft mij daardoor erg verrijkt.”
Dr. Van de Kamp schreef het commentaar (uitg. Kok, Kampen) overigens samen met prof. Van Bruggen. Toen de einddatum van de serie naderde bood de hoogleraar aan de verklaring vanaf hoofdstuk 10:19 voor zijn rekening te nemen.
Val Jeruzalem
De brief aan de Hebreeën is waarschijnlijk geschreven tussen de jaren 66 en 70 –het jaar van de verwoesting van de tempel in Jeruzalem–, denkt dr. Van de Kamp. „De auteur schrijft namelijk in de tegenwoordige tijd over de tempeldienst. Dat moet erop wijzen dat de tempel nog intact was. Verder ontbreken verwijzingen naar de val van Jeruzalem. En in heel de brief klinkt door dat de ondergang van de stad dreigt en dat de lezers ondanks alle bedreigingen op Jezus Christus moeten blijven vertrouwen.”
Wie de auteur van de brief is, durft dr. Van de Kamp niet te zeggen. „De kerk heeft globaal genomen vijftien eeuwen lang Paulus als de schrijver gezien. Vanaf Luther en Calvijn is die gedachte wat losgelaten, maar ook Origenes gaf rond de overgang van de derde naar de vierde eeuw al aan dat de auteur van de Hebreeënbrief niet bekend is. Dus toen was er ook al onduidelijkheid over.”
De manier van verwoorden en redeneren laat zien dat de brief waarschijnlijk niet van de hand van Paulus is, stelt de Apeldoornse theoloog. In het commentaar zet hij op een rij welke auteurs volgens verschillende Bijbelverklaarders in beeld komen: Paulus, Barnabas, Lukas, Apollos, Silas, Timotheüs en Priscilla en anderen. „Wie de auteur ook geweest is, dat doet niets af aan de inhoud van de brief. Die zou van Paulus kunnen zijn geweest. Het is Gods goede zorg dat de brief ons is overgeleverd. Prof. Van Bruggen heeft vaak gezegd: „Het houdt je als theoloog klein als je niet alles weet.””
De schrijver van Hebreeën schreef „prachtig Grieks”, constateert dr. Van de Kamp. „Het is vergelijkbaar met het Grieks van Lukas in zijn Evangelie en in Handelingen.
De auteur moet erg belezen zijn geweest en kende de klassiekers van zijn tijd. De uitdrukking „leren uit het lijden”, zoals in hoofdstuk 5 vers 8 staat, is een heel bekende woordspeling uit die tijd. In het Grieks is er tussen die werkwoordsvormen maar één letter verschil.”
Vooral de eerste zinnen van de brief, vers 1 tot 4, springen er voor de Apeldoornse predikant uit. „Van die woorden sta ik iedere keer weer versteld. Het is een soort ouverture. Je leest daar in één keer de samenvatting van heel de brief. Wat in deze verzen ook opvalt, is dat de auteur direct tot de kern doordringt. De brief begint zonder opschrift, zoals bij vrijwel alle andere brieven wel het geval is. Blijkbaar zat iets de auteur hoog.”
De brief is één grote oproep om „Jezus Christus als de Zoon en Hogepriester te erkennen”, zo vat dr. Van de Kamp samen. „De auteur schrijft aan christenjoden die dreigen terug te vallen in hun oude godsdienst. Hij roept hen op alle verleidingen te weerstaan. Hij wil hen bemoedigen, zegt Hebreeën 13:22. Het woord voor ”bemoedigen” kun je echter ook vertalen met ”vermanen”. Hij wil ze aansporen alleen in Jezus Christus te geloven.”
De naam van de priester-koning Melchizedek komt veel voor in Hebreeën. Waarom neemt hij zo’n grote plaats in de brief in?
„De auteur wijst daarmee terug naar Genesis 14 en naar Psalm 110:4, waar David op Melchizedek wijst als zijn voorganger als koning van Salem. David verlangde ernaar de tempel naast zijn huis te bouwen. Tegelijk wist hij dat hij geen priester kon worden, omdat hij niet uit het huis van Levi stamde. De schrijver van de brief laat zien hoe David, gestuurd door de Geest van God, in het noemen van Melchizedek vooruitwees naar Jezus Christus, de grote hogepriester.”
De passage over Melchizedek moeten we ook in het perspectief van die tijd plaatsen, stelt dr. Van de Kamp. „Het priesterschap in Jeruzalem was in het geding. Er was tussen de Joden en de volgelingen van Jezus verschil van mening over de plaats van de tempel en de hogepriester.” De auteur van de brief probeert in die discussie hoger te wijzen naar Melchizedek en Christus.
Zulke passages uit de brief zijn het bestuderen meer dan waard, vindt Van de Kamp. „De brief moet als geestelijke bagage in de rugzak van elke christen op de levensreis meegedragen worden. De kerk heeft door de eeuwen heen uit dit Bijbelboek geloofsmoed geput. Om het op haar weg naar de nieuwe wereld vol te houden.”