Kerk & religie

„Gesprek met moslim start bij Adam”

GRONINGEN – Jodendom en islam staan dichter bij elkaar dan jodendom en christendom. Tot die conclusie kwamen predikanten uit de Nadere Reformatie, zoals Hoornbeeck en Voetius. Dat stelt dr. L. J. Joosse, die onderzocht hoe de nadere reformatoren stonden ten opzichte van de islam.

Kerkredactie
12 October 2010 10:48Gewijzigd op 14 November 2020 12:06
Dr. L. J. Joosse. Foto Sjaak Verboom
Dr. L. J. Joosse. Foto Sjaak Verboom

De gereformeerd vrijgemaakte predikant uit Groningen komt aan het woord in het jongste nummer van het familieblad Terdege, dat dinsdag verschijnt. Hij bestudeerde werken van de predikant Simon Oomius en de hoogleraren Gisbertus Voetius en Johannes Hoornbeeck.

Voetius schreef de disputatie ”De Muhammedismo” en Hoornbeeck besteedt aandacht aan moslims in ”Summa Controversarium Religionis”. Oomius beoordeelde de islam in ”Het Geopende en Wederleyde Muhammedisdom of Turckdom”.

De nadere reformatoren maakten onderscheid tussen gelovigen, ongelovigen, ketters en scheurmakers. Onder de ongelovigen vielen joden en moslims. Ketters waren degenen die tegen de Bijbel ingingen, zoals de rooms-katholieken.

Dr. Joosse: „Van de heidenen werd gezegd dat ze geen religie hadden. Dat had te maken met het feit dat het woord ”religie” vanuit Christus werd gevuld. Een godsdienst zonder Christus kon je geen religie noemen. Bij de beoordeling van godsdiensten was voor Hoornbeeck de kernvraag: „Wat is er nog aan Godsbesef overgebleven?” Zo keek hij naar de islam.”

De nadere reformatoren verschilden van mening waar het ging om hun antwoord op 
de vraag of joden of moslims 
de meeste Godskennis hebben. Dr. Joosse: „Hoornbeeck stelt de islam boven het jodendom, omdat de moslims Christus als profeet erkennen. Voetius was 
er wat dubbel in. Oomius hield zich met deze vraag niet bezig. Dat liet hij aan de geleerden over.”

De gereformeerd vrijgemaakte predikant meent dat het jodendom inhoudelijk overeenkomsten vertoont met de islam. „Zowel het hedendaagse jodendom als de islam heeft elementen van de godsopenbaring, maar wijst de essentie ervan af.”

De les die Hoornbeeck en Voetius hieruit trokken, en die dr. Joosse overneemt, is om als christenen met joden en islamieten niet bij Abraham, maar bij Adam een aanknopingspunt te zoeken voor gesprek. „Omdat we allemaal uit Adam voortkomen, zijn in elk mens resten van de godsopenbaring te vinden.”

Christenen moeten zich in het gesprek met moslims niet richten op uiterlijkheden, maar doordringen tot de kern. Volgens Hoornbeeck liggen er belangrijke verschillen tussen moslims en christenen op het terrein van de Koran en de Bijbel, Christus en Zijn twee naturen en de Drie-eenheid.

Bovendien meent Hoornbeeck dat moslims niet louter als vreemdelingen moeten worden beschouwd. „Er zijn gemeenschappelijke punten. Op basis daarvan moet je in gesprek zien te komen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer