Rijk worden over de rug van je buren
Steeds meer landen doen een poging de koers van hun munt te drukken en zo hun uitvoer te bevorderen. Maar dat lukt niet goed wanneer andere landen hun munt niet willen laten stijgen.
De Braziliaanse minister van Financiën, Guido Mantega, waarschuwde vorige week voor een heuse valutaoorlog. Wereldwijd is er volgens hem een strijd aan de gang om met een zo goedkoop mogelijke munt een deel van de export terug te pakken die in de afgelopen jaren werd verloren aan met name opkomende landen, zoals India, China en ook Brazilië.
De uitspraken van Mantega volgden op een reeks van dergelijke interventies op de valutamarkt door de centrale banken van onder andere Japan, Zuid-Korea en Taiwan. Maar ook landen als het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten nemen deel aan dit spel, dat door economen wel de ”beggar thy neighbour”-strategie wordt genoemd. Dit komt doordat een dalende munteenheid in een land de producten uit dat land voor het buitenland in één klap een stuk goedkoper maakt en anderzijds producten uit het buitenland juist duurder. Een valutaverlaging leidt dus veelal tot een stijgende export en een dalende import in het desbetreffende land, en daarmee dus tot handelswinst. Op die manier word je dus rijk, maar wel over de rug van je handelspartners (je buren).
Steeds meer landen proberen nu hun valuta dus zo goedkoop mogelijk te maken. Dat is vaak bittere noodzaak, nu veel economieën de klap van de kredietcrisis nog altijd niet te boven zijn.
Neem Amerika. De overheid en het stelsel van centrale banken daar, de Federal Reserve (Fed), doen er alles aan om groei te bevorderen. Probleem is echter dat consumenten en bedrijven het stokje nog niet lijken te willen overnemen. Zo zijn burgers er huiverig hun geld te laten rollen nu de werkloosheid nog oploopt en ook de huizenprijzen nog altijd een dalende trend vertonen.
Daarmee is de export de enige factor van betekenis om die zo verlangde groei te bewerkstelligen. In dat licht is het begrijpelijk dat de VS de waarde van de dollar graag zien dalen. Een historisch lage rentestand van bijna 0 procent en het laten draaien van de Amerikaanse geldpers (door de Fed staatsobligaties op te laten kopen) dragen daar dan ook flink aan bij.
Probleem is echter dat dit recept weinig soelaas biedt wanneer een land als China –waarmee de VS een fors handelstekort hebben: de import uit dat land is vele malen groter dan de export ernaartoe– de koers van de eigen munt, de yuan, zelf óók kunstmatig laag houdt.
Sinds de Chinese centrale bank in juni toezegde de yuan in waarde te laten stijgen, is de munt zo’n 2 procent duurder geworden. Maar volgens Amerikanen is dat nog altijd zo’n 38 procent te weinig.
Het Aziatische land zwicht echter niet onder de toenemende druk vanuit de VS om de yuan sneller in waarde te laten stijgen, omdat dit slecht zou zijn voor de Chinese werkgelegenheid.
En meer opkomende landen delen die mening, ondanks Amerikaanse dreigementen met hogere invoerrechten en importquota (overigens óók onderdeel van de ”beggar thy neighbour”-strategie).
Probleem is echter dat wanneer iedereen ”rijk wil worden over de rug van zijn buren” dit niet bevorderlijk is voor de wereldeconomie. Om die reden zei hoofdeconoom Olivier Blanchard van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) deze week dat het in het eigen belang is van de opkomende landen om hun munten in waarde laten stijgen ten opzichte van die van de rijkere landen. Die kunnen, danzij hun concurrentiepositie die daardoor verbetert, zo hun kwakkeleconomieën verbeteren, wat ook voor opkomende landen gunstig kan uitpakken.
Landen als China lijken echter vastbesloten te kiezen voor haar eigen koers. De bereidheid om mondiaal beleid te coördineren neemt juist in toenemende mate af. Daarmee wordt de kans op een échte valutaoorlog met de dag groter, met alle risico’s van dien voor het mondiale economische herstel.
Om dit te voorkomen is de hoop gevestigd op de jaarvergaderingen van het IMF dit weekeinde in Washington en de G20-top komende maand in Zuid-Korea. Hier zou een begin moeten worden gemaakt van een afspraak om het mondiale wisselkoersbeleid wat meer te coördineren. Precies zoals de VS, Europa en Japan in 1985 (het Plaza-akkoord) afspraken maakten over de waardevermindering van de dollar en de aansterking van de yen.