Thé Tjong-Khing: Kunstenaar? Welnee
Hij is beroemd, maar o zo gewoon. Loopt rond in een gemêleerd grijs shirt en praat zonder enige poeha over zijn illustraties. Op zijn pols zitten witte verfstrepen. Al is de tekenaar inmiddels 77 jaar, tekenen doet hij nog elke dag.
Op de tafel van zijn woonkamer in Haarlem staan twee koppen thee. Ernaast appeltaart. „Dat hoort erbij”, vindt Thé Tjong-Khing, die onder meer bekend is van zijn tekstloze prentenboeken ”Waar is de taart?” (Lannoo, 2004), ”Picknick met taart” (2005) en ”Verjaardag met taart” (2010).
Thé illustreerde inmiddels zo’n 350 kinderboeken, waaronder vele van bekende auteurs als Thea Beckman en Annie M. G. Schmidt. Ook maakte hij tekeningen bij de kinderbijbel ”Het verhaal van God en mens” van Kolet Janssen (Davidsfonds, 2004). Veel van ‘zijn’ boeken zijn vertaald. ”Waar is de taart?” zelfs in elf verschillende talen.
Uit de flinke boekenkast vol eigen werk pakt Thé de Hebreeuwse versie. Hij heeft al bij voorbaat pret: hij acht de kans groot dat het boek –dat uiteraard aan de ‘achterzijde’ start– aan de verkeerde kant wordt opengeslagen. Het gebeurt bíjna.
Afgelopen maand kreeg de illustrator, die ooit begon met strips, van de Stichting P. C. Hooft-prijs voor Letterkunde de Max Velthuijsprijs uitgereikt: in feite de hoogst mogelijke erkenning voor een tekenaar.
Eerder weigerde u zich kunstenaar te noemen. Nu nog steeds?
„Een kunststuk is een autonoom geheel. Ik maak niet echt vrij werk. Ik heb een verhaaltje nodig en maak iets wat daarbij hoort. Dan is het geen kunst.”
Thé’s eerste bekroning was een Gouden Penseel voor ”Wiele wiele stap” (1977) van auteur Miep Diekmann, maar over de tekeningen in dat boek is de tekenaar inmiddels niet meer zo te spreken.
Als u uw oeuvre overziet, bent u dan tevreden?
„Als geheel zeker niet. Pas de laatste tijd heb ik het gevoel dat ik het een beetje goed doe.”
Voor een groot deel heeft dat te maken met de opdrachten die Thé krijgt. „Jarenlang waren er alleen van die heel realistische verhaaltjes.” Thé rilt als hij die woorden uitspreekt. „Waarin het kind zich moest herkennen.”
De vraag van uitgeverij Lannoo of hij tekeningen wilde maken bij een boek van Sylvia Vanden Heede over een vos en een haas betekende een omslag voor Thé. „Sprekende dieren, dat was toen zó oubollig. Maar ik vond het prachtig. In België was Vos en Haas een instantsucces.”
De drie taartenboeken zijn min of meer toevallig ontstaan toen de uitgever een Vos en Haasprentenboek wilde maken, maar Vanden Heede geen goede plot kon bedenken. Thé ging zelf experimenteren, veranderde Vos en Haas in twee honden en zo ontstond de taartenreeks. In de boeken zitten opvallend veel gemene trekjes. In het nieuwste boek steelt wasbeer onder meer een ketting en doet hond talloze vergeefse pogingen om een taart te bakken.
U beleeft plezier aan die narigheid in uw boeken?
„Onaangename karakters zijn veel leuker te tekenen dan lieve.” Thé lacht hardop. „In de taartenboeken zijn maar een paar karakters die aardig zijn. En ja, het is heel leuk als je op een goed idee komt.”
Komt er nog een taartenboek?
Stellig: „Nee. De inspiratie is op.”
Op de tekentafel in zijn werkkamer –„Haha, mijn atelier? Het is meer een rommelkamer”– is het een wirwar van potloden en penselen en staan heel wat potjes oostindische inkt uitgestald. De illustrator begint altijd met pen en inkt en kleurt vervolgens in met aquarel. Gaat er iets mis, dan haalt hij acrylverf uit de kast omdat die beter dekt.
„Zal ik wat laten zien?” Thé komt terug met een stapel tekeningen voor het boek waaraan hij op dit moment werkt: ”De prins op het witte paard” van Dolf Verroen. „Kijk, deze boomstam liep eerst door tot hier” –hij wijst de rug van een paard aan– „maar toen leek het net of de boom uit het paard groeide.” Hij houdt de tekening tegen het licht. „Zie je de lijn nog lopen?”
Hoelang werkt u aan een tekening?
„Het denkwerk kost de meeste tijd.” Hij pakt het boek ”De sprookjesverteller” (Gottmer, 2007) en bladert naar het verhaal over Assepoester. „Kijk, ik wil laten zien hoe zielig ze is. Ik laat haar hard werken. Maar ja, dat is op zich niet erg. Dus zet ik daar die hele luie familie tegenover. Geef ik haar een veel te grote borstel. En teken ik een heel groot vloeroppervlak. Soms heb ik het in twee dagen, soms zit ik een week te pieren.”
U tekende bij de Toonder Studio’s. Hoe belangrijk was Marten Toonder voor u?
„Hij was de eerste die mijn tekenwerk serieus nam. Ik werd eens bij hem geroepen. Hij keek me heel lang aan. Weet je wel dat het heel goed is wat je doet, zei hij toen. Zoiets heeft iedereen nodig.”
”Kleine Sofie en Lange Wapper” van Els Pelgrom (Querido, 1985) wordt gezien als uw topstuk. Hoe kijkt u daar zelf tegenaan?
„Ik snap het wel, maar zou veel dingen nu anders doen. Het moest allemaal in zwart-wit, dan ben je beperkt.” Thé pakt het boek uit de kast. „Deze gebobbelde rug, dat moet een rechte lijn zijn. Dit huis is ook te braaf, daar zou ik nu een spookhuis van maken.”
Uw voorkeur gaat uit naar de sprookjes en mythes die u illustreerde, maar u bent het meest bekend door Vos en Haas en de taartenboeken. Vindt u dat vervelend?
„Nou, vervelend – ik had het leuker gevonden als het anders was. Ik ben niet ontevreden over die boeken, hoor. Maar aan sprookjes beleef ik het meeste plezier.”
U tekende zo’n 350 kinderboeken. Hoelang gaat u nog door?
„Doorgaan, tja, waarom niet? Rust? Ik moet er niet aan denken. Dat lijkt me absoluut niet rustgevend.”
In het kader van de Kinderboekenweek wijden twee musea een tentoonstelling aan Thé Tjong-Khing. In het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen is een „kijk-, zoek- en maaktentoonstelling” rond zijn taartenboeken (tot en met 27 februari 2011, zuiderzeemuseum.nl). In de Kunsthal in Rotterdam staan zijn sprookjes centraal (tot en met 21 november 2010, www.kunsthal.nl).
Thé werd in 1933 in Purworedjo (Indonesië) geboren. In Bandoeng studeerde hij aan de Seni Rupa-kunstacademie. In 1956 kwam hij naar Nederland. Dankzij de Toonder Studios werd hij striptekenaar. Via auteur Miep Diekmann belandde hij in de jaren 70 in de kinderboekenwereld.
Thé Tjong-Khing is in Indonesië geboren, in een Chinese familie. Zijn naam begint, naar Chinees gebruik, met zijn achternaam: Thé. Dan volgt zijn generatienaam, Tjong. die zijn broers en zijn neefs ook dragen. Khing is zijn voornaam.
De Max Velthuijsprijs is de driejaarlijkse oeuvreprijs voor illustratoren. Het is de tweede keer dat de prijs, waaraan een bedrag van 60.000 euro is verbonden, werd uitgereikt. In 2007 kreeg Mance Post de onderscheiding. Thé Tjong-Khing won eerder driemaal het Gouden Penseel en voor zijn kijk- en zoekboek ”Waar is de taart?” kreeg hij de Woutertje Pieterse Prijs 2005.