Stefan Paas: Voorbij de vanzelfsprekendheden
Over de vele vragen van de moderne cultuur aan de kerk had hij al diepgaand nagedacht toen hij vijf jaar geleden met zijn gezin neerstreek in Amsterdam. Toch was de confrontatie met het seculiere leefklimaat indringender dan hij had verwacht. Prof. dr. Stefan Paas (41): „Van tijd tot tijd rees de vraag: als God mij hierheen heeft geleid, dan kan het toch niet zijn dat Hij me nu in de steek laat?”
Hij bewoont met zijn gezin een appartement in het Amsterdamse stadsdeel Oost, tussen het centrum en de Bijlmermeer. Een tuin heeft hij niet, een schuurtje evenmin, de kinderen parkeren de fietsen bij thuiskomst uit school op de stoep.
In 2005 verhuisde Paas vanuit Veenendaal naar Amsterdam, om er aan de slag te gaan als missionair opbouwwerker van Via Nova, een kerkplantingsproject van de christelijke gereformeerde kerk in Amsterdam. Afgelopen zomer kreeg hij een benoeming als bijzonder hoogleraar kerkplanting en -vernieuwing aan de Vrije Universiteit. Hij combineert die functie met zijn docentschap aan de vrijgemaakte Theologische Universiteit in Kampen.
Hoe moeilijk is het om als gezin thuis te raken in Mokum?
„Toen we Veenendaal verlieten, stond ons het huilen nader dan het lachen, ook al wisten we ons door God naar deze stad geroepen. Voor de verhuizing kampten we met allerlei spookbeelden: onze fietsen zouden worden gestolen, we zouden op straat te maken krijgen met geweld. Er bleek niets van waar te zijn. Al snel voelden we ons veilig. Tegenwoordig willen we niet meer terug, al hebben we wel ontdekt: echte stadsmensen zullen we nooit worden. Van tijd tot tijd moeten we er even tussenuit, de natuur in.”
Geen last van eenzaamheid?
„In het begin wel. Het sociale leven in de grote stad wordt niet, zoals in plaatsen als Barneveld en Veenendaal, bepaald door gezinsverbanden. Veel mensen zijn vrijwillig alleengaand. Zij werken hard aan de ontplooiing van hun mogelijkheden. De stad prikkelt mensen het beste uit zichzelf te halen.
Juist in de stedelijke context is de kerk van levensbelang. Op doordeweekse dagen zien we uit naar de zondagse erediensten, ook vanwege de contacten met gemeenteleden. De kerk is een warme plek. Er zijn weinig jongeren, maar de jongeren die er zijn, doen enthousiast mee. Gewoontechristenen kom je in Amsterdam niet vaak tegen.”
Wat in de stad wekt de meeste ergernis?
„Nu ja, ergernis is een groot woord. Wat mij opvalt is dat iedereen in een verbazingwekkend hoog tempo leeft. In de stad is het altijd druk, een komen en gaan van mensen. Er is daardoor veel irritatie. Velen vestigen zich hier met idealen, ook christenen; zij willen de stad mooier en beter maken door iets te laten zien van het Evangelie en van het Koninkrijk van God.”
Dat laatste is ook de reden waarom u zelf in Amsterdam bent gaan wonen. Wat komt er van uw ideaal terecht?
„Er komen minder mensen uit de wereld tot geloof dan ik had gehoopt. Maar in elke samenkomst zijn er mensen zonder kerkelijke achtergrond. We geven cursussen over het Evangelie. Sommige deelnemers komen daardoor voor het eerst met de Bijbelse boodschap in aanraking. We bereiken ook mensen die al jaren niet meer in de kerk kwamen. Velen hebben een vernieuwing van hun geloof meegemaakt. Via Nova organiseert bovendien veel vrijwilligerswerk voor de stad. Met dat alles ben ik erg blij.
Tegelijk moet ik zeggen dat de Amsterdamse samenleving behoorlijk wat weerstanden tegen het Evangelie heeft. Voor velen, ook in onze buurt, zijn kerk en geloof volkomen achterhaald. Toen we ons voorstelden aan een van onze buren, was de eerste reactie: „O, wat grappig dat er nog zulke mensen als jullie zijn.” Alsof je iemand bent die een oud ambacht uitoefent: hoefsmid, mandenmaker.”
Wat doet dat met u? Leidt dat tot onzekerheid bij uzelf?
„In een seculiere context vallen vanzelfsprekendheden weg. Het risico is groot dat je ontworteld raakt: los van je traditie, van de gewoonten die je hebt aangeleerd. Je voelt je nergens meer thuis, je gaat op zoek naar nieuwe oriëntatiepunten. Maar die laten zich moeilijk vinden in een omgeving waarin bijna alleen mensen wonen die niet geloven en daarmee heel gelukkig zijn.
Toen wij hier enige tijd woonden, kwam de vraag naar mij toe: Waar is God in Amsterdam? Werkt Hij er nog? Ik kon die vraag rationeel beantwoorden: Zeker, God is overal. Existentieel had ik er moeite mee.”
Zozeer dat u ook twijfelde aan het godsbestaan zelf?
„Dat kan ik niet zeggen. Ik ben op relatief jonge leeftijd tot persoonlijk geloof gekomen en ik ging nooit een vraag uit de weg, ook niet de vraag of ik mijzelf alles wat ik geloofde, had wijsgemaakt.
Maar doordat ik vrij radicaal uit m’n sociale bedding werd weggerukt, klonken veel woorden en uitdrukkingen mij minder vertrouwd in de oren dan voorheen. Bijbelteksten die spreken van de regering van God over de hele wereld, ploften als stenen op de grond. Is dat wel zo? Regeert Hij ook in een omgeving waarin het geloof op geen enkele manier een rol speelt?”
Moeilijk?
„Best moeilijk. Van tijd tot tijd vroegen mijn vrouw en ik onszelf af: Als God ons hierheen heeft geleid, en dat is iets wat we geloven, dan kan het toch niet zo zijn dat Hij ons nu in de steek laat? Is er iets dat Hij ons in deze weg wil leren?
Wat mij heeft geholpen, en wat mij nog helpt, is het feit dat de Bijbel vol staat met ervaringen van ontworteling. Ik heb onlangs gepreekt over Daniël. Het leven van de profeet was gestempeld door Jeruzalem, de tempel, de eredienst en de belofte van God dat Hij Sion nooit zou verlaten. Hij belandde in een superieure cultuur die niet rekende met zijn God, sterker nog: een cultuur die uitstraalde dat haar goden de God van Israël hadden overwonnen.
In de ballingschap leerde Israël wat christenen in een seculiere samenleving ook leren: God is niet alleen de God van Jeruzalem of van Veenendaal, maar van heel de wereld. Hij heerst ook op plaatsen waar alles je toeroept: Hij is er niet. God maakte Daniël duidelijk: wees mijn dienstknecht in Babel en vertrouw erop dat Ik mijn weg met je ga; af en toe zal Ik je bemoedigen met kleine tekenen, met mensen die iets positiefs zeggen of doen, maar reken niet op grote opwekkingen.
Meer dan ooit moet ik vanuit het Woord leren kijken naar de werkelijkheid in plaats van andersom. Soms lichten er opeens van die tekentjes op: buren met wie je een gesprek hebt over het geloof, een nieuw gezicht in de gemeente. Het lijkt klein, maar toch ervaren wij het telkens als iets groots.”
Door uw publicaties over kerkplanting en uw werk bij Via Nova bent u bekend als pleitbezorger van missionaire experimenten met nieuwe, liturgische vormen. Wat is er mis met de traditionele?
„Op zich niets, het punt is wel dat met die vorm een beperkt deel van de mensen wordt bereikt: de blanke middenklasse. De boven- en de onderlaag van de bevolking komen zelden bij traditionele kerken binnen. Qua sociaal klimaat ademen die nog de sfeer van de jaren vijftig. Voelt een Surinaamse, alleenstaande bijstandsmoeder zich ook thuis op de vrouwengesprekskring? Voor veel kerken is dat zeer de vraag.
Voor een deel zit er rek in bestaande gemeenten: zij kunnen met enkele aanpassingen nieuwe groepen bereiken. Voor een deel zijn we aangewezen op nieuwe vormen van gemeente-zijn. Zo ontstond enkele jaren geleden in Rotterdam een gemeente van Antilliaanse jongeren met een crimineel verleden. De voorganger probeerde hen onder te brengen in bestaande kerken. Dat lukte niet. Zijns ondanks ontstond toen deze jongerenkerk.”
Traditionele kerken zijn bang met allerlei liturgische ingrepen het eigene van het Evangelie aan te tasten. Herkenbaar?
„Ik ben er eerlijk gezegd niet zo bang voor. Er is veel onopgeefbaar verklaard wat, als het erop aankomt, wel opgeefbaar is. Doorslaggevend is de motivatie waarmee gemeenten veranderingen doorvoeren. Het gaat erom dat je dat doet vanuit de overtuiging dat je geroepen bent getuige te zijn voor de volkeren. Hebben wij hart voor het verlorene? Als dat zo is, dan zijn we ongetwijfeld bereid onze culturele barrières op te sporen en uit de weg te ruimen.”
Hoe reëel is het gevaar in een seculiere context de scherpe kantjes van het Evangelie te vijlen?
„Het is niet eenvoudig dat bij jezelf vast te stellen. Daarom is het goed dat anderen op afstand meeleven. Ik heb overigens niet de indruk dat er bij Via Nova iets van de boodschap moet worden verzwegen. Thema’s als zonde en genade, hemel en hel komen alle aan de orde, zij het in bewoordingen die passen bij de identiteit van mensen van nu.”
Het Woord stelt de hoorders ervan schuldig. Hoe reageren onkerkelijke mensen daarop?
„Ik probeer zelf altijd te zoeken naar contextuele formuleringen. Wat is schuld? In een cultuur waarin de normen onhelder zijn, voelen mensen zich niet zo snel schuldig. Zij zeggen wél opgejaagd te zijn. Daarop kun je inhaken. Want dat opgejaagde, dat heeft iets destructiefs in zich. Het heeft te maken met afgoderij. Verafgoding van werk en carrière maakt relaties kapot en beschadigt je ziel. In een lezing kun je daarbij de vinger leggen en wijzen op de helende invloed van het Evangelie.”
Twee jaar geleden bent u benoemd tot docent aan de Theologische Universiteit Kampen. Die aanstelling leidde tot kritiek van enkele predikanten: u zou in uw dissertatie het Schriftgezag onvoldoende honoreren. Pijnlijke kwestie?
„Ik wil er in de pers niet al te veel over zeggen, ook omdat de synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zich in 2011 erover zal uitspreken. Overigens had ik nooit gedacht dat mijn studie zo veel commotie zou geven. Prof. dr. Peels, oudtestamenticus uit Apeldoorn, noemde het ooit een van de beste proefschriften in tien jaar tijd. Hij begreep mijn intentie: ik wilde het Schriftgezag juist verdedigen.”
Voelt u zich door de actie beschadigd?
„Ja en nee. Nee, omdat de zaak berust op misverstanden. Ja, omdat het in zekere zin altijd schadelijk is als je naam in het openbaar wordt zwartgemaakt. Het probleem is dat de gemiddelde krantenlezer zijn oordeel niet baseert op het boek zelf, daar is het te ingewikkeld voor, maar op degene die hij het meest vertrouwt. Dat heb je zelf niet in de hand.”
De TU heeft verklaard dat u uw werk Schriftgetrouw verricht. Is daarmee de lucht geklaard?
„Opnieuw: ja en nee. Nee, omdat ik graag zou zien dat de broeders excuses zouden maken, alleen al voor het feit dat zij hun bezwaren naar buiten brachten zonder er met mij over te communiceren. Ja, omdat ik weet dat slechts een kleine groep mensen de kritiek deelt. Ik wil niet stoer zijn, maar tot nu toe heb ik in mijn leven nog maar weinig te verduren gehad. Misschien is het goed voor mij dit mee te maken om opnieuw te leren waar mijn rustpunt ligt: niet in een onbeschadigde reputatie of een groot prestige, zaken waarin je gemakkelijk je houvast zoekt als je niet oppast, maar in het betrouwbare Woord van God.”
Levensloop Stefan Paas
Stefan Paas (Apeldoorn, 1969) is theoloog en schrijver. Na zijn studie theologie in Apeldoorn en Utrecht werd hij onder meer evangelisatieconsulent voor de Christelijke Gereformeerde Kerken. Van 2005 tot 2009 was Paas beroepshalve betrokken bij Via Nova, een missionaire gemeente in Amsterdam. Sinds vorig jaar geeft hij leiding aan de masterstudie missionaire gemeente aan de vrijgemaakte Theologische Universiteit in Kampen. Afgelopen zomer werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar kerkplanting en -vernieuwing aan de VU in Amsterdam. Paas is gehuwd en vader van een zoon en twee dochters…