Donald Cargill: vechter voor verbondstrouw
„Ik, dienaar van Jezus Christus, van Hem gezag en macht ontvangen hebbende, spreek in Zijn naam en door Zijn Geest het banvonnis uit over koning Karel II…” Voor een grote menigte sprak de Schotse predikant Donald Cargill op 12 september 1680 deze woorden in het dorpje Torwood in Midden-Schotland uit. Een jaar later stierf hij op het schavot.
Cargill gaf leiding aan een groep Schotse presbyterianen die hevig werden vervolgd. Het is niet helemaal duidelijk wanneer Cargill werd geboren, maar de Schotse biograaf John Howie (1735-1793), die op aangrijpende wijze het leven en de tragische dood van Cargill heeft beschreven, houdt het op 1610. Dat is nu 400 jaar geleden.
De Schotse historicus Maurice Grant beargumenteert in zijn biografie ”No King but Christ” (1988) dat Cargill omstreeks 1627 moet zijn geboren. Hoe het ook zij, in elk geval stond zijn wieg in het dorpje Rattray in Perthshire, waar Cargills vader notaris was. Aanvankelijk was het de bedoeling dat Donald rechten zou gaan studeren, maar na een radicale geestelijke omkering maakte hij een andere keus. Door diepe zondeovertuiging gedreven wilde hij zich eerst van het leven beroven. Maar net voordat hij deze onbezonnen daad ten uitvoer wilde brengen, kwamen met kracht de woorden tot hem: „Zoon, wees welgemoed, uw zonden zijn u vergeven.”
Cargill ging in St. Andrews theologie studeren bij Samuel Rutherford. In maart 1655 werd hij als dienaar des Woords verbonden aan de Barony Church in Glasgow. Zeven jaar lang kon hij ongestoord zijn pastorale taak vervullen binnen de kerk van de Reformatie die een bloeitijd doormaakte. Het presbyterale stelsel stond niet langer onder de druk van de overheid, zoals dat eerder het geval was geweest. In het Nationale Covenant van 1638 hadden de kerk en de staat zich ertoe verplicht elkaar te steunen. Deze ”magna charta” van de Schotse natie bekrachtigde een strikte verbondenheid aan de reformatorische belijdenis.
De voor de Engelse staatsman Oliver Cromwell gevluchte koning Karel II had in 1651 deze verbondstrouw met een eed bezworen. Toen hij in 1660 in Londen terugkeerde en de troon besteeg, werd hij op deze eed ook aangesproken. Maar algauw bleek dat hij daaraan ontrouw was.
De herinvoering van het bisschoppenstelsel in de Schotse kerk bracht veel kerkleden in een moeilijk parket. Cargill weigerde om de verjaardag van de in zijn ogen afvallige koning te gedenken en werd daarom van zijn ambt ontheven. Hij werd verbannen tot boven de rivier de Tay en mocht niet meer preken. Hij was echter niet van zins het bevel van de vorst te gehoorzamen. Evenals enkele andere afgezette predikanten preekte hij door heel Schotland in het open veld. Er werd bevel tot zijn arrestatie gegeven, maar iedere keer ontsnapte hij aan de soldaten. Met lede ogen zag hij toe dat een groot deel van de predikanten die eerder de Covenants hadden ondertekend, water bij de wijn deed en op bepaalde voorwaarden naar de staatskerk terugkeerde.
Cargill voegde zich echter bij het militante overblijfsel van ”covenanters” dat zelfs de wapens opnam om zich te verdedigen. Bij Bothwell Bridge bij Glasgow kwam het in 1679 tot een veldslag waarbij de predikant gewond raakte, maar wist te ontkomen. Hij bracht enige tijd in de Hollandse Republiek door, maar keerde toch terug naar zijn vaderland. Hij zag het als zijn opdracht om de ”remnant”, het overblijfsel, bij te staan.
Zijn preken waren indrukwekkend; hij verkondigde niet alleen het rijke Evangelie, maar sprak de gelovigen ook moed in. Hun strijd zou niet tevergeefs zijn, al kostte het hun leven.
Cargill ging wijs en eerlijk met zielen om. Zo gaf hij raad aan een vrouw in Rutherglen die vanwege de vervolging naar de staatskerk wilde terugkeren. Zij probeerde haar man ook over te halen, maar op een morgen vielen tijdens het melken twee of drie koeien dood neer. Dit zag zij als een teken van Gods ongenoegen, omdat zij Hem in haar ogen had verloochend. Ze riep de hulp van Cargill in. Deze wist eerst niet wat te doen. De vrouw werd aangevallen met de gedachte dat zij de zonde tegen de Heilige Geest had gedaan waarvoor geen vergeving mogelijk is.
De wijze predikant gaf het zomaar niet op. Toen hij weer bij haar kwam, haalde hij zijn Bijbel uit zijn zak, noemde haar naam en sprak: „Ik heb vandaag een opdracht van mijn Heere en Meester ontvangen om de overeenkomst tussen u en Hem te vernieuwen. Als u hierin niet wilt toestemmen, moet ik u laten ondertekenen dat u bereid bent alle rechten en aanspraken op Hem vaarwel te zeggen.” Hierop reikte hij haar pen en inkt aan. De vrouw was enige tijd stil, maar plotseling riep zij uit: „O, heden is dezen huize zaligheid geschied. Ik neem Hem aan, ik neem Hem aan op Zijn eigen voorwaarden, zoals Hij mij door Zijn getrouwe afgezant is aangeboden.” Van toen af werd zij bevrijd van haar banden.
Cargills medestrijder was Richard Cameron, die ook enige tijd in Holland verkeerd had en daar tot predikant was bevestigd. Deze liet bij een schermutseling in Ayrsmoss met nog enkele getrouwen in juli 1680 het leven. Vanaf dat moment stond Cargill alleen voor de taak om de vervolgde kerk bij elkaar te houden en op te roepen tot standvastigheid. Hij schroomde niet om als rondreizend prediker overal het Woord te brengen. Dit zou echter niet lang meer duren, want de vijand deed er alles aan om hem in handen te krijgen.
Een van zijn laatste daden was het houden van een preek over Ezechiël 21 en het uitspreken van een banvonnis over koning Karel II en enkele overheidspersonen bij het kasteel van Torwood. Onder hen waren enkelen die aanvankelijk de Covenants hadden onderschreven, maar afvallig waren geworden. Cargill voorspelde dat de meesten van hen een vreselijke dood zouden sterven: „Indien sommige van deze mannen geen ongewone dood zullen sterven, zo heeft God nooit door mij gesproken”, zei hij.
Na een gebed om de verlichting van de Heilige Geest noemde hij de namen van deze personen en hoorden de aanwezigen het vreselijke vonnis aan: „Ik, dienaar van Jezus Christus, van Hem gezag en macht ontvangen hebbende, spreek in Zijn Naam en door Zijn Geest het banvonnis uit over koning Karel II” en daarna somde hij diens vijf „goddeloze handelingen” op (zie kader). Vervolgens noemde hij de namen van Jakobus, de hertog van York, de broer van de koning, Jakobus, de hertog van Monmouth, Lord Lauderdale, de hertog van Rothes, de landsadvocaat George Mackenzie en van Thomas Dalziel, „wegens het aanvoeren van legers, die bevel gevend tot het doden, beroven, plunderen en onderdrukken van het volk des Heeren…”
Na de gebeurtenis in Torwood was Cargill in feite vogelvrij. Toch ging hij door met preken. Hij waarschuwde daarbij voor de dreigende oordelen die Schotland te wachten stonden vanwege afval en verbondsbreuk. Meermalen ontsnapte aan de dragonders, totdat hij uiteindelijk werd gegrepen en naar Edinburgh werd overgebracht. Op beschuldiging van hoogverraad werd hij tot het schavot veroordeeld. De terechtstelling had op 27 juli 1681 plaats bij de St. Gileskerk in de hoofdstad, de plek waar zo veel covenanters hem waren voorgegaan.
Cargills toespraak, die door een omstander is opgetekend (zie kader), was indrukwekkend. Hij besteeg daarop de ladder naar de galg. Weer wilde hij het volk toespreken, maar met trommels werd geprobeerd zijn woorden te overstemmen. Hij riep uit: „Ik ben er ten volle van overtuigd dat het Gods weg is waarvoor ik lijd en dat Hij heerlijk tot Schotland zal wederkeren. Maar dit zal een verschrikking zijn voor velen en daarom smeek ik u, verlies de moed niet vanwege de weg van Christus of om de oorzaak waarom ik mijn leven moet afleggen en de eeuwigheid moet binnentreden. En nu, dit is de liefelijkste en heerlijkste dag die mijn ogen ooit aanschouwden.” En: „De Heere weet dat ik deze ladder opga met minder vrees en onrust dan ik ooit had wanneer ik de preekstoel beklom om te preken. Nu ben ik dicht bij het bezit van mijn kroon, die zeker is…” En: „Vaarwel alle betrekkingen en vrienden in Christus; vaarwel bekenden en alle aardse genietingen; vaarwel lezen en preken, bidden en geloven, afdwalingen, kastijdingen en lijden. Welkom onuitsprekelijke vreugde en volheid van heerlijkheid. Welkom Vader, Zoon en Heilige Geest; in Uw handen beveel ik mijn geest.”
Zo ging Donald Cargill heen.
„Dit is de blijdste dag”
„Dit is de blijdste dag die ik ooit gedurende mijn pelgrimsreis op aarde zag. Mijn vreugde is nu begonnen, en ik weet dat ze nooit zal worden afgebroken. Ik gevoel zowel mijn aandeel, als Zijn waarheid — de zekerheid van het ene en de dierbaarheid van de andere. Het is bijna dertig jaren geleden dat Hij mij van mijn aandeel in de genade verzekerd heeft, en sedert die tijd, hoewel er veel zonde tussen is gekomen, was ik nooit buiten een verzekering van genade, en ook niet lang zonder gevoel van Zijn genadige tegenwoordigheid. Hij heeft mij genadiglijk geschraagd, mijn leven onderhouden en mij nooit laten varen, ofschoon ik dikwijls ben afgeweken. Hij heeft mij de wonderlijke dierbaarheid van Zijn genade betoond, niet alleen in het schenken ervan, maar ook in vernieuwde en menigvuldige schuldvergiffenis. Ik ben een man van grote zonden geweest, maar Hij is een God van grote ontferming geweest.”
Uit de toespraak van Donald Cargill vanaf het schavot in Edinburgh.
De ban over Karel II
Enkele redenen waarom Cargill de ban over koning Karel II uitsprak:
1. Wegens zijn onbeschaamd spotten met God, nadat hij zijn eigen zonden, de zonden van zijn vader en de afgoderij van zijn moeder had erkend en zich daartegen plechtig had uitgesproken in een verklaring in Dunfermline op 16 augustus 1650. Niettegenstaande dit alles heeft hij openlijker in deze zonden geleefd dan allen die hem zijn voorgegaan.
2. Wegens zijn gruwelijke meineed nadat hij ten minste tweemaal het verbond (Covenant) plechtig had ondertekend, het zo vermetel heeft verloochend en verworpen dat hij heeft bevolen dat het door de hand van de beul zou worden verbrand.
3. Omdat hij alle wetten tot vaststelling van die godsdienst en de Reformatie, waartoe het verbond verplichtte, heeft herroepen, waarop hij wetten heeft ingevoerd om het tegendeel te bevorderen en nog aan de invoering van het pausdom in deze landen werkt.