Nertsenfokkerij moet verantwoord worden afgebouwd
Het fokken van nertsen is ethisch niet verantwoord, meent prof. dr. ir. E. Schuurman. Maar een fokverbod mag er alleen komen als gedupeerde pelsdierhouders waar nodig gecompenseerd worden.
De Eerste Kamer spreekt vandaag over een verbod op het fokken van pelsdieren. De ChristenUnie staat daarmee voor een dilemma. Enerzijds menen wij dat er vanuit Bijbels perspectief grote vraagtekens zijn te plaatsen bij de industriële manier waarop deze dieren worden gefokt en gehouden. Anderzijds moet er flankerend beleid komen om zo veel mogelijk bedrijven de gelegenheid te geven af te bouwen in 2024. Voor ondernemers die eerder met pensioen gaan zou er toch compensatie op maat moeten zijn van geleden schade.
In de eerste plaats is er dus het dier-ethische motief. Vanuit de christelijke ethiek waarin de eerbied voor de Schepper en het respect voor de schepping centraal staan, is voor ons helder dat de nertsenhouderij problematisch is. Het is vrijwel onmogelijk de geschapen aard van het dier recht te doen. De nerts is het enige roofdier dat nog intensief wordt gehouden.
Juist omdat nertsen niet of zeer moeilijk hun natuurlijke gedrag en behoeften ontwennen, zijn verbeteringen van de levensomstandigheden op de fokkerij uiteindelijk geen echte verbeteringen. De nerts hoort niet thuis in een schuur en in een kooi. In onze samenleving is het economische nut van een dier vaak allesbepalend. Daardoor zijn we eraan gewend geraakt op een technische manier met dieren om te gaan. Maar ook dieren zijn kostbaar in Gods oog (zie bijvoorbeeld Gen. 9:10, Jona 4:11 en Spr. 12:10). De uitgangspositie van de ChristenUnie is daarom altijd geweest dat er uiteindelijk een verbod moet komen op de nertsenfokkerij.
Nu betreft een politieke keuze hierin niet alleen de dieren, maar ook de gezinnen die in deze bedrijfstak hun inkomen verdienen. We maken van hen beslist geen zondebokken en willen ook niet dat zij het slachtoffer worden van besluiten die we als samenleving via de politieke weg nemen. De ondernemers in deze sector zijn hardwerkende burgers die tot nu toe hebben gewerkt binnen de wettelijke mogelijkheden.
Het wetsvoorstel probeert hen tegemoet te komen door hun een termijn van veertien jaar te geven voor de afbouw van hun bedrijf. De verdiensten in deze sector zijn over het algemeen heel behoorlijk en met deze verdiencapaciteit kan een deel van de nertsenhouders geleidelijk overschakelen op alternatieven.
Maar niet voor iedereen pakt een verbod goed uit. Wie niet meer de mogelijkheid heeft om deze verdiencapaciteit te benutten wordt geconfronteerd met directe waardevermindering van het bedrijf dat bovendien moeilijk verkoopbaar zal zijn. Dat is de harde economische realiteit waar nertsenhouders tegenaan gaan lopen.
Deze wet draagt daar onvoldoende oplossingen voor aan. We zullen die ondernemers niet in de kou laten staan. We moeten een weg zoeken om ondernemers die dat nodig hebben tegemoet te komen. Of dat gaat lukken moet dinsdag in het debat duidelijk worden.
De auteur is voorzitter van de ChristenUniefractie in de Eerste Kamer.