Wethouders en gedeputeerden over meeregeren
De achterban van ChristenUnie en SGP leeft volop mee: wordt het regeringsdeelname of niet? Het antwoord hangt deels af van CDA en VVD. Zien zij het zitten met de orthodoxen? Deels hangt het af van de opstelling van CU en SGP zelf. Twee wethouders, een deputeerde en een ex-gedeputeerde over de vergelijkbaarheid van lokaal bestuur met landelijk bestuur.
In de discussie over regeringsdeelname door ChristenUnie en SGP komt het argument vaak terug: Lokaal en provinciaal nemen we al decennialang deel aan het openbaar bestuur. Daarom is regeringsdeelname ook landelijk mogelijk. Maar wat zijn eigenlijk de overeenkomsten en verschillen tussen nationaal en lokaal bestuur? Hoef je op lagere niveaus geen vuile handen te maken? Welke concessies hebben gedeputeerden en wethouders uit orthodox-christelijke kring moeten doen bij het toetreden tot een college? En wat is eigenlijk hun toegevoegde waarde in het openbaar bestuur?
Over dat laatste hoeven lokale bestuurders niet lang na te denken. Ir. M. Houtman (SGP), oud-gedeputeerde in Zuid-Holland namens SGP en CU: „Er zijn in de provincie wel degelijk dingen bereikt die zonder ons niet totstandgekomen zouden zijn. Het gaat om grotere en kleinere zaken. Ik denk aan de Zuid-Hollandse Waterdagen, een festiviteit die vroeger ook de zondag omvatte. Nu vinden de officiële activiteiten alleen op vrijdag en zaterdag plaats. Ik denk verder aan de volwaardige plaats die identiteitsgebonden instellingen in ons gewest krijgen. En aan de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) die toch in de subsidiestroom blijft meedraaien.”
G. R. J. van Heukelom, sinds afgelopen woensdag SGP-gedeputeerde in Zeeland: „Een specifiek punt van onze fractie is de sociale cohesie in kleine kernen. Als je ervoor zorgt dat mensen, indien gewenst, in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen, dat daar goede scholen en voorzieningen zijn, dan is zoiets ook goed voor waarden en normen. De afgelopen jaren waren wij in de Staten de enigen die dat benadrukten. Nu staat het gewoon in het collegeprogramma!
Verder hebben we bereikt dat er een onderzoek komt naar de mogelijkheid de ambtseed weer in te voeren voor provincieambtenaren. Diverse recente fraudezaken hebben aangetoond dat dat geen overbodige zaak is.”
A. T. Kamsteeg (CU), wethouder namens ChristenUnie en SGP in Dordrecht, wijst erop dat in Dordrecht vanuit de burgerlijke stand het voorstel is gedaan om trouwen op zondag mogelijk te maken. „Dat gaat vooralsnog niet door. Binnen het college steunen CDA en CU/SGP elkaar op dit punt. We hebben samen weliswaar minder raadszetels dan de andere twee collegepartijen, PvdA en VVD, maar tegelijkertijd staan we met twee collegepartijen tegenover twee. Laat ik het zo zeggen: Als in plaats van ons GL in het college had gezeten, was het plan wel doorgegaan.”
Kamsteeg benadrukt daarbij dat hij de scheiding tussen zogeheten principiële onderwerpen en zogeheten zakelijke onderwerpen niet te groot wil maken. „Christus is ongedeeld. Het gaat er in de hele politiek om, ook in bijvoorbeeld stadsontwikkeling, dat de overheid dienaresse van God is, en dat je als christenpoliticus de dingen niet doet ten eigen faveure. Zo hebben wij in Dordrecht als raadsfracties altijd een groot punt gemaakt van de stadsfundering, waarmee van alles mis is. Als collegepartij hebben we nu de mogelijkheid daarmee aan de slag te gaan. Dat is net zo goed een winstpunt.”
Ing. P. van der Sluijs (ChristenUnie), wethouder in Gouda namens CU en SGP, wijst op het waarde- en normendebat dat in Gouda is opgestart (de ”Goudse Tien Geboden”) en waaraan hij als bestuurder vorm heeft mogen geven. „Een ander principieel punt is dat er in onze stad ruimte blijft voor de gewetensbezwaarde ambtenaar van de burgerlijke stand, dus voor hem of haar die geen homohuwelijk wil sluiten. Dat is niet alleen, maar wel mede aan ons te danken. Doordat ook het CDA én de burgemeester deze ruimte wilden scheppen, is het zo gelopen.”
Zo blijkt dat deelname van kleine christelijke partijen aan het openbaar bestuur wel degelijk verschil kan maken, stelt Van der Sluijs. „Dat geldt vermoedelijk ook landelijk. Nu ChristenUnie en SGP een kans lijken te krijgen in een kabinet aan te schuiven, moeten ze die verantwoordelijkheid heel serieus nemen.”
Daar komt nog iets bij, aldus de Goudse bestuurder. „Deelname aan een kabinet zou een belangrijk signaal aan de christelijke kiezers zijn. Zij die steeds zeggen dat wij toch geen gewicht in de schaal leggen, moeten dan erkennen dat het er wel degelijk toe doet. Dat het net het verschil kan maken of het in de landelijke politiek rechtsom of linksom gaat en dat stemmen op een kleine christelijke partij niet achterhaald en zinloos is, maar juist nu van groot belang.”
Geen van de vier bestuurders vindt dat hij om in het college te kunnen komen, grote concessies heeft moeten doen aan zijn principes. Van der Sluijs: „ Bij de collegeonderhandelingen heb ik nooit gedacht: Ik ga me zo opstellen dat ik straks aan kan schuiven. Ik heb gewoon mijn eigen standpunten naar voren gebracht en heb daarop niet veel hoeven in te leveren.”
Dat wil niet zeggen dat wethouders en gedeputeerden van CU en SGP niet tegen moeilijke zaken oplopen. Een ervan betreft alles wat met zondagsrust te maken heeft. Van der Sluijs: „De koopzondagen in Gouda kun je niet terugdraaien. Daar is geen meerderheid voor. Dat CU en SGP dat het liefst zouden doen, weet men. Onze fracties hebben altijd gezegd dat ze tegen koopzondagen zijn en blijven dat ook nu zeggen. Maar als wethouder ben je verantwoordelijk voor het beleid van het college. Overigens vraag ik binnen het college altijd aantekening tegen te hebben gestemd als het gaat om het verstrekken van subsidies voor festiviteiten die op zondag plaatsvinden. Collega’s hebben daar geen moeite mee; ze hebben er eerder waardering voor.”
Jammer vindt Van der Sluijs het dat hij het college van B en W niet zover heeft kunnen krijgen subsidie te verstrekken aan de VBOK. „Dat collegebesluit moet ik dus in de raad verdedigen. Dat is niet anders.”
Kamsteeg: „Lokaal word je niet vaak voor echt lastige dilemma’s geplaatst. Maar ze zijn er natuurlijk wel. Neem het geval van de bouw en subsidiëring van een theater. Dan kun je zeggen: We zijn er alleen voor als er geen godslasterlijke taal in wordt gebezigd. Maar dat is moeilijk te controleren. Samen met de SGP hebben wij altijd het nuchtere standpunt ingenomen dat een stad van deze omvang nu eenmaal zoiets moet hebben.”
Van Heukelom ziet behalve beleidsinhoudelijke dilemma’s ook nog een ander type moeilijkheden. „Ik was nog maar een paar uur gedeputeerde of ik moest al beslissen over bepaalde uitnodigingen. Dan moet je dus heel goed weten waar voor jezelf de grens ligt. En daar vanaf het begin consequent in zijn.”
Een niet-onbelangrijk effect van meebesturen door ChristenUnie- en SGP-politici is dat zij op provinciaal en lokaal vlak karikaturen van hun partijen weg kunnen nemen. Kamsteeg: „Tijdens de collegeonderhandelingen hebben we met de andere partijen een hele middag zitten praten over voor ons principiële thema’s. Daar werd aandachtig naar geluisterd. Nam men onze opmerkingen vroeger voor kennisgeving aan, nu hadden ze heel ons programma gelezen!” Van der Sluijs: „Als het goed is, heb je je ook als raadslid steeds betrouwbaar opgesteld. Maar als bestuurder krijg je de kans dat beeld van betrouwbaarheid nog wat sterker neer te zetten.” Houtman: „Dat er in Dordrecht en Zwijndrecht nu wethouders zijn van SGP- en CU-huize, heeft er toch ook wel mee te maken dat men in de provincie gezien heeft dat je met een SGP-gedeputeerde gewoon kunt samenwerken.”
Alle vier de bestuurders geven aan dat als meebesturen op lagere niveaus mogelijk is, dat in principe ook landelijk zou moeten kunnen. Toch ligt het nationaal op een aantal vlakken wel lastiger, menen zij. Allen wijzen op de diepingrijpende thema’s als abortus en euthanasie. Dat maakt het voor hun partijgenoten Rouvoet en Van der Vlies, die deze week onderhandelden met CDA en VVD, heel zwaar, denken zij. Van Heukelom: „Ik geloof dat ik deze week elk uur wel aan Van der Vlies heb gedacht.”