Schiettent Bagdad
Een miljoenenstad vergeven van de oorlogswapens, een ongewapende politiemacht en illegale politiemannen die chaos creëren voor politieke doeleinden. De nieuwe ”Baghdad Poleece Force” heeft nog veel werk voor de boeg.
Ahmed Sebti Hatam is boos op de Amerikanen. Het is hun schuld dat hij zijn kalasjnikov kwijt is. „Ik had er vrijdag eentje gekocht voor 50 euro, maar ik had nog maar net betaald of de Amerikanen kwamen eraan. Ik heb het eerst nog op een lopen gezet, maar toen ze achter mij aan kwamen, heb ik het geweer moeten laten vallen.” Nu staat hij daar, met alleen een munitiekolf en geen geld voor een tweede kalasjnikov. Het is een grote schande, vindt Ahmed. „Hoe moet ik nu mijn vrouw en baby beschermen tegen de plunderaars?”
Een goede week geleden had Ahmed voor zijn 50 euro nog een heel arsenaal kalasjnikovs kunnen kopen. In de eerste dagen na de val van het regime van Saddam Hussein, was Bagdad vergeven van de wapens. Achtergelaten door gedeserteerde soldaten of geplunderd in wapendepots. Voor 10.000 dinar, zo’n 3 euro, had je al een behoorlijke kalasjnikov. Daar krijg je nu zelfs geen aftands Russisch Siminov-geweer uit 1952 meer voor. Iemand reikt mij er eentje aan uit een graanzak waarin er nog zo’n dozijn zitten. Hij vraagt er 25 dollar voor.
Rond Ahmed is ondertussen een verhitte discussie ontstaan. Hij is zo boos dat hij zijn wapen kwijt is, dat hij hardop zegt dat het onder Saddam nog beter was dan onder de Amerikanen. „Ben je helemaal gek geworden?” reageert iemand anders. „Ben je dan nu al vergeten hoe slecht het was onder Saddam?” „Ja, maar toen hadden we tenminste nog werk en we hadden de politie om ons te beschermen.”
Schieten
Het is echt niet zo dat wapens plotseling schaars zijn geworden in Bagdad. We staan gewoon midden op straat in het centrum van Bagdad. Dit is de ”borsa”, de markt waar alles te koop wordt aangeboden wat de voorbije twee weken geplunderd is. Het ministerie van Onderwijs moet vlak voor de oorlog nog een enorme voorraad splinternieuwe schoenen hebben binnengekregen. Ze zitten nog in de dozen met het stempel van het ministerie erop. Een paar dagen geleden heeft hier iemand de rode Ferrari van Uday, de zoon van Saddam, proberen te verkopen. Hij was ingepakt in plastic om niet al te veel op te vallen. Het bieden begon bij 400 dollar.
Er zijn dus vooral veel wapens te koop. En wie 50 euro neertelt voor een kalasjnikov, wil hem natuurlijk eerst even uitproberen. Dat gebeurt bij voorkeur in de smalle gangetjes van de markt - dat knalt lekker. Een beetje Irakees die een kalasjnikov wil uittesten, doet dat door met veel wilde gebaren het magazijn schietklaar te maken en dan als een dronkeman in het wilde weg in de lucht te schieten. Ze werken blijkbaar wel, die kalasjnikovs.
Wie er een beetje meer geld voor over heeft, kan om de hoek ook een Amerikaans wapen op de kop tikken. Een Sterling 9 millimeter met een geluidsdemper bijvoorbeeld - „splinternieuw, nog in de doos”, prijst de verkoper hem aan. Hij blijft vaag over de herkomst van het wapen, maar hij zegt dat hij er al veel van heeft verkocht. Een omstander schudt het hoofd: „Ik ben hier niet om te kopen”, zegt hij, „enkel uit nieuwsgierigheid. Het is verbijsterend hoe snel wij Irakezen zo laag zijn gevallen.” Iemand anders is het daar niet mee eens: „Wat wij doen, is juist heel Amerikaans. Daar heeft toch ook iedereen een wapen?”
Symbolisch
Het kan bijna niet anders dan dat er op de hoek van de wapenmarkt een politiecommissariaat zit. S. K. Al-Zobaydi kan het ook niet helpen: hij is van de verkeerspolitie. „We helpen wel telkens wanneer de Amerikanen en de recherche een razzia houden op de wapenmarkt. Dan sluiten wij de vluchtwegen af. Soms worden een paar mensen opgepakt. Maar de volgende dag begint het weer van voor af aan.” Al-Zobaydi geeft toe dat zijn werk „vooral van symbolische aard is. We proberen de mensen te tonen dat er toch een soort van gezag is.” Hij verwijst ons door naar een politiecommissariaat verder in de straat.
Het veroorzaakt niet meteen veel vertrouwen in de rechtsorde wanneer het plaatselijke politiecommissariaat door de bevolking is geplunderd en in brand gestoken. Majoor Raid Abdul Karim zit op een van de drie stoelen die de plunderaars hebben achtergelaten. Het plafond van zijn kantoor is zwartgeblakerd. „We bevinden ons momenteel in een overgangsperiode”, zegt de majoor. Hij droomt van de dag dat hij de wapenmarkt om de hoek zal kunnen schoonvegen, „en dat iedereen die een wapen draagt zonder vergunning zal worden gearresteerd.”
Net zoals bij de verkeerspolitie wordt ook hier niemand betaald. Er doen geruchten de ronde dat de Amerikanen weldra salarissen zullen gaan uitkeren, maar voorlopig is het vrijwilligerswerk. „Het is een kwestie van nationale trots. Wij willen ons steentje bijdragen om de mensen van Bagdad te beschermen tegen de criminelen die onze stad een slechte naam bezorgen.”
Maar voorlopig kan de majoor niet veel meer doen dan zijn gasten thee aanbieden. „Er zijn geen rechtbanken meer, dus zelfs als we iemand arresteren is er niemand om de arrestanten aan over te dragen.”
Aan misdrijven om op te lossen, is echter geen gebrek. „We horen over afrekeningen, plunderingen en vooral autodiefstallen. Automobilisten worden tegengehouden, uit hun auto gesleurd en soms zelfs vermoord.” Het zijn vooral Koerden die dat doen, weet de majoor. „Ze stelen auto’s in Bagdad en rijden ze dan naar het noorden om ze daar te verkopen.” Hij raadt ons aan om eens een kijkje te gaan nemen op de politieacademie, waar met Amerikaanse hulp een nieuwe politiemacht uit de grond wordt gestampt.
Bij de ingang van het hoofdkwartier van de ”Baghdad Poleece Force” hangt een opschrift in het Arabisch: „Police is above all influences and directions in the staying for the best”, maakt de vertaler ervan. De krakkemikkige slogan is een weerspiegeling van de realiteit. De politiemacht van Bagdad telde voor de oorlog 30.000 manschappen, zaterdag staan ze met 3000 man voor de gigantische taak om orde te scheppen in een stad van 5 miljoen mensen, waar iedereen zijn zin doet.
Anarchie
Een van de dringendste zaken voor generaal-majoor Zuhair Al-Noaime -een gepensioneerd politieman die door de Amerikanen werd aangezocht om de politie te runnen- is dat zijn manschappen nieuwe uniformen krijgen. Dat is geen ijdelheid. De nieuwe uniformen zijn nodig om zijn mannen te onderscheiden van de valse politiemachten -in echte politie-uniformen- die zich in sommige wijken van Bagdad hebben gemanifesteerd.
„De chaos in Bagdad is niet veroorzaakt door de inwoners van Bagdad, maar door mensen van buitenaf, die chaos willen creëren om hun eigen politieke doeleinden dichterbij te brengen”, zegt Al-Noaime. De generaal doet cryptisch over de aard en de herkomst van zijn tegenstanders. „Laat ik zeggen dat het niet de partijen zijn die bereid zijn om deel te nemen aan de vorming van een regering. Het zijn mensen van buiten Irak die er belang bij hebben dat de anarchie in ons land voortduurt. U weet best over wie ik het heb en wat hun doelstellingen zijn.”
De generaal heeft het over buurland Iran, en over de radicale sjiitische kringen in Irak die van het machtsvacuüm gebruikmaken om zich in de plaats te stellen van de weggevallen gevestigde orde. Zijn ongewapende politiemacht is geen partij voor deze groepen, maar de generaal heeft er goede hoop op dat „wij binnen nu en tien dagen, met de hulp van de Amerikanen, deze groepen uit Bagdad zullen kunnen verdrijven.”
Wanneer we de politieacademie verlaten, krijgen we een staaltje te zien van de uitdaging waarvoor Al-Naoime en zijn mannen staan. Een patrouillewagen komt met loeiende sirenes aangereden en komt met gierende banden tot stilstand voor de poort. De ramen zijn aan één kant kapotgeschoten en twee gewonde agenten worden uit de auto geholpen.
„We reden door het centrum van de stad, vlak bij het Sheraton-hotel, toen een patrouille van de verkeerspolitie onder vuur werd genomen door een vijftal bankovervallers”, zegt een van de agenten buiten adem. „We hebben geprobeerd om tussenbeide te komen maar we werden zelf beschoten.”
No-go-areas
De agenten zijn kwaad. „Wij mogen van de Amerikanen geen wapens dragen terwijl de criminelen kalasjnikovs en raketlanceerders hebben. Dit hier is ons enige wapen”, zegt een politieman, wijzend op de gele badge van de ”Baghdad Poleece Force” om zijn nek. Dat klopt niet helemaal. De agenten hebben in weerwil van het Amerikaanse verbod wel degelijk revolvers bij zich, maar die zijn geen partij voor het oorlogstuig dat open en bloot wordt verkocht op de wapenmarkten van Bagdad. De twee gewonde agenten -een van hen is aan het hoofd gewond, de andere heeft kogels in zijn been gekregen- strompelen weg, geholpen door hun collega’s.
Een ongewapende politiemacht in een stad vol wapens zal de bevolking niet veel vertrouwen inboezemen. Ahmed Abdul Latit heeft er dan ook weinig hoop op dat de ”Baghdad Poleece Force” hem zal kunnen helpen met zijn probleem. Latit woont in een van de ”no-go-areas” waar generaal-majoor Al-Naoime het over had. „Onze buurt wordt geterroriseerd door gewapende bendes van de Dawa-partij”, zegt hij, de partij van de Iraakse sjiieten. „Ze zijn met machinegeweren de wijk binnengevallen en ze troggelen de mensen geld af.” Latit werkt in een drukkerij, en zijn belagers hebben hem en zijn familie met de dood bedreigd als hij hen geen 5 miljoen dinar -zo’n 1600 euro- overhandigt. „Maar ik ben slechts een werknemer van de drukkerij. Ik heb dat geld niet.”
Sinds twee dagen rijdt Latit daarom in zijn auto door Bagdad, met zijn twee kinderen op de achterbank, op zoek naar iemand die hem kan helpen. Hij heeft zijn vertrouwen gevestigd op de Amerikanen, en vraagt ons om zijn situatie in het Engels op papier te zetten. „Kunnen jullie alstublieft patrouilles naar mijn buurt sturen zodat ik terug naar mijn huis kan?” Latit vertrekt met het briefje in zijn hand, op zoek naar een bereidwillige Amerikaanse patrouille.