Akkoord lost pensioenprobleem niet op
„Er is wat aan de hand met uw pensioen”, schreven vijf grote pensioenfondsen een paar weken geleden in een paginagrote krantenadvertentie. Om er snel aan toe te voegen dat iedereen gewoon kan rekenen op een pensioen. Al kan dat wel iets lager zijn dan waar u op rekende.
Er is dus iets aan de hand met uw pensioen. Maar het probleem is niet de lage rente waarover pensioenfondsen moord en brand schreeuwen. Die zorgt ervoor dat de verplichtingen van de pensioenfondsen toenemen, doordat de contante waarde ervan bij een lage discontovoet hoger is. Wanneer de rente stijgt, gebeurt het omgekeerde. Een hogere rekenrente zou betekenen dat pensioenfondsen zich onterecht rijk rekenen. Vroeg of laat krijgen de deelnemers de rekening gepresenteerd.
Het échte probleem heeft te maken met het feit dat er steeds meer ouderen bijkomen: de vergrijzing. In de komende 25 jaar bereikt een recordaantal mensen de pensioengerechtigde leeftijd. Terwijl het aandeel van jongeren in de totale bevolking ongeveer gelijk blijft. Tegelijkertijd neemt de levensverwachting toe. In 1960 (drie jaar na de invoering van de AOW) bedroeg de levensverwachting bij geboorte voor mannen 71,5 jaar. Voor vrouwen was dat toen 75,4 jaar. In 2009 bedraagt de levensverwachting respectievelijk 78,5 en 82,5 jaar. De pensioengerechtigde leeftijd is al die jaren gelijk gebleven op 65 jaar. Dat betekent dat we vandaag de dag dubbel zo lang genieten van ons pensioen.
Dat is natuurlijk goed nieuws, maar er hangt wel een prijskaartje aan. De pensioenverplichtingen nemen immers ook toe, wanneer er langer een pensioen moet worden uitgekeerd. Tegen die stijging van de verplichtingen helpt geen hogere rekenrente. Behalve de kosten van de pensioenen nemen de kosten van met name de (langdurige) ouderenzorg fors toe. Zonder maatregelen zullen de collectieve uitgaven in de toekomst dan ook explosief stijgen. Zo’n situatie is op de langere termijn niet houdbaar. De collectieve voorzieningen zijn dan simpelweg onbetaalbaar. Om dat te voorkomen berekende het Centraal Planbureau (CPB) dat het begrotingssaldo permanent met zo’n 27 miljard euro moet worden verbeterd. Een flinke opgave.
Wat is daarvoor nodig? Een hogere pensioenpremie of een lagere oudedagsuitkering helpt om de pensioenen betaalbaar te maken, maar benut niet de extra gezonde levensjaren die we er in de loop van de tijd bij hebben gekregen. Om die reden heeft een verhoging van de pensioenleeftijd de voorkeur. Bij een verdere stijging van de levensverwachting zou vervolgens ook de pensioenleeftijd verder moeten worden opgetrokken. In de zomer van dit jaar kwamen werkgevers en werknemers tot een akkoord waarbij de pensioenleeftijd in 2020 wordt verhoogd naar 66 jaar en de pensioenleeftijd wordt gekoppeld aan de levensverwachting. Dat is een stap in de goede richting. Maar het is niet voldoende.
In 2020 is een groot deel van de babyboomers al met pensioen. De volgende aanpassing van de pensioenleeftijd kan op basis van het akkoord pas na vijf jaar plaatsvinden en de maximale toename per veranderingsmoment is één jaar. In 2025 zou de pensioenleeftijd dan op 67 jaar uitkomen. Beter zou het zijn om de pensioenleeftijd al aan het eind van de volgende kabinetsperiode op te trekken naar 67 jaar. De pensioenfondsen zijn dan uit de gevarenzone en het levert de schatkist jaarlijks miljarden op.
Ook de stijging van de collectieve zorgkosten is op lange termijn niet houdbaar. In de toekomst zal naar verwachting dan ook gesneden worden in de zorguitgaven door de overheid. Gevolg is dat de eigen betalingen aan zorg toenemen. Dat is de prijs die we betalen voor de extra gezonde levensjaren.
Uitstel van zulke maatregelen betekent dat het probleem wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties. Het is dan ook jammer dat de VVD en het CDA in hun conceptregeerakkoord de verhoging van de pensioenleeftijd op de lange baan schuiven. Die wordt pas in 2020 verhoogd naar 66 jaar, conform het akkoord van de sociale partners. En in plaats van te bezuinigen op de langdurige zorg wordt er door de beoogde coalitiepartners juist meer aan uitgegeven. Daar hebben zij goede redenen voor. Door een forse beperking van de zorgtoeslag in het conceptregeerakkoord wordt de extra zorg door een kwetsbare groep echter duur betaald.
De auteur is econoom en werkt bij Rabobank Nederland.