„Gebrek aan geloofskennis geestelijke ramp”
BARNEVELD – „Het gevoelsmatig denken is leidend geworden in het geloofsleven”, aldus M. M. Jonker-Hakkert, voorzitter van de hervormde vrouwenbond donderdag in Barneveld.
Leren en kennis opdoen worden in de kerk sterk gerelativeerd, stelde de voorzitter in haar openingswoord tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Bond van Hervormde Vrouwenverenigingen op Gereformeerde Grondslag in Barneveld.
”Blijvend leren” luidde het thema van de bondsdag. Emeritus hoogleraar prof. dr. W. Verboom uit Harderwijk noemde het onderwerp even wijd als diep. Blijvend leren is voor hem de grote waarde als het gaat om kennis als geloofskennis en leren als geloofsleren. „Leren is noodzakelijk om te leven, ook om te leven met God. Die zijn met elkaar vervlochten. De Leermeester daarvan is niemand minder dan de Heilige Geest”, aldus prof. Verboom. Geloven moet je volgens hem leren, anders komt er geen geloof. „Uiteraard niet als een vermogen dat je zelf bezit, maar als een werk van de Heilige Geest. Hij leert je te leven met God. Geloof is wel leerbaar, maar niet maakbaar.”
Prof. Verboom nam Timotheüs als voorbeeld, zoals in 2 Timotheüs 3:14-17 wordt beschreven. Door de prediking van het Evangelie van Paulus is hij tot geloof gekomen. Als leerling werd hij herder en leraar en ging hij met de gemeente in Efeze een leerweg in vier onderdelen: onderwijzen, weerleggen, verbeteren en opvoeden in rechtvaardigheid. „Het ging hem dus om kennis van de Schrift en de belijdenis vanuit de Schrift. Dat houdt blijvend leren in”, aldus prof. Verboom.
Geloofskennis is voor de emeritus hoogleraar een zaak van het hart, de plaats waar verstand en gevoel samenkomen. „Tussen verstandelijke kennis en gevoelskennis dient evenwicht te zijn en dat evenwicht vinden ze in ons hart”, zei hij. Het gaat volgens hem om relationele kennis van Christus, die vooral kennis van de Schriften is. „Daarin ben je nooit uitgeleerd. Blijvend leren is ”wonen” in de Bijbel.”
Gebrek aan kennis is voor prof. Verboom de grootste crisis van deze tijd en een geestelijke ramp. Een van de redenen dat de kennis teloorgaat is volgens hem dat er veel nadruk wordt gelegd op ervaringen. „Niet wat de Heere zegt in Zijn Woord, maar wat ik vind en waar ik een goed gevoel over heb.”
Daarnaast speelt volgens hem ook de moderne manier van leren een rol. Wil je ergens informatie over hebben, dan zoek je die op internet op. „Dat werkt niet als het gaat om kennis van de Schrift en van Christus”, zei hij. „Zo ontstaat een spiraal van onwetendheid. We zijn blind aan het worden als het gaat om de kennis van de Schrift en van Christus. Er is sprake van een onwetendheidsoffensief van de duivel en het oordeel van verblinding van God.”
Blijvend of levenslang leren dient volgens de emeritus hoogleraar geloofsleren te zijn, een voortgaand proces. „Bij kinderen dient dat van meet af aan zo te zijn. Beginnend met de doop, de catechismus, daarna de geloofsbelijdenis en het avondmaal.”
De kindertijd noemde hij de gouden tijd om te leren, het geloofsklimaat in het gezin van groot belang. Hij zou graag zien dat kinderen vanaf hun tiende jaar al catechese zouden krijgen. Hij is bezig hiervoor een kindercatechismus te schrijven in een heel eenvoudige vorm.
Moeten leren betekent voor prof. Verboom geen beperking voor zwakbegaafden en verstandelijk gehandicapten. „Geloofsleren overstijgt de mate van intelligentie.” Geloofsleren is voor hem door en door bevindelijk leren. Geloofsleren is ook afleren, wat pijn kan doen. „Over leren, geloofsleren en blijvend leren beschikken we niet zelf. De Heere moet het ons geven en wil het ook geven.”
R. Neven-Oskam vertelde hoe leren vanaf haar kinderjaren haar hele leven heeft doortrokken. Hoofdbestuurslid M. Molendijk-van Bemmel gaf een inkijkje in hoe zij als moeder in een jong gezin staat waarin kennisoverdracht en geloofsopvoeding bepalend zijn.