Aanpassing Statenvertaling: ’t kerkvolk werkte niet mee
DORDRECHT – De Statenbijbel werd door de tijd heen minder toegankelijk, maar het kerkvolk bleef voorkeur houden voor de oude versie van de vertaling. Dat zei dr. Anne Jaap van den Berg donderdagavond in de Augustijnenkerk in Dordrecht.
Dr. Van den Berg, bibliothecaris van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG), sprak tijdens een bijeenkomst in het kader van het studium generale van Driestar Educatief in Gouda. Het programma maakte deel uit van een reeks evenementen in Dordrecht, zoals de Calvijntentoonstelling in 2009 en de presentatie van de Herziene Statenvertaling (HSV) op 4 december.
Dr. Van den Berg zei dat vanaf het midden van de achttiende eeuw edities van de Statenvertaling werden uitgebracht die serieus afweken van de oorspronkelijke uitgave. De toenmalige bewerker vond de tot dan gebruikte Statenvertaling ten gevolge van veranderingen in taal en spelling te weinig toegankelijk. De zogenaamde Jehova-Bijbel vertaalde bijvoorbeeld het woord HEERE met Jehova en verving verouderde woorden als ”ende” en ”doe”. De uitgave werd geen succes.
Ook in de negentiende eeuw leek het kerkvolk geen last te hebben van de moeilijke taal, aldus Van den Berg. Men bleef toen nauwgezet de teksten van de zeventiende-eeuwse uitgaven volgen. Veranderingen reikten niet verder dan het weglaten van de ”c” in een woord als ”draeck”.
In 1847 kwam het NBG met een herziene uitgave in de nieuwe taal en spelling. „De afwijkingen van de oude tekst riepen wantrouwen op en de verdenking van Bijbelvervalsing”, zei Van den Berg. In 1865 erkende het NBG dat de ervaring had geleerd dat afwijking van de Statenbijbel „velen tot aanstoot is en het werk der Bijbelverspreiding belemmert.”
De uitgave van 1888, die de nieuwe spelling volgde maar verder grotendeels een terugkeer was naar de standaardtekst van 1657, was succesvol en vormde de grondslag voor latere edities van de Statenbijbel.
De uitgave van 1947, waarin weer veel nieuws werd opgenomen, werd door het kerkvolk niet gewaardeerd omdat te zeer van de Statenbijbel was afgeweken, aldus de bibliothecaris. De laatste bewerking van de Statenvertaling, de zogenaamde Tukkerbijbel, gaf het NBG in 1977 uit. „Die vertaling voorzag in een grote behoefte, maar er kwam ook kritiek op. Voor mensen die gewend waren aan de oudere tekstvorm had deze vertaling iets vervreemdends. Veel mensen achten een modernisering van de Statenvertaling eigenlijk onmogelijk, omdat het nu eenmaal ondoenlijk is een 17e-eeuws monument te verbouwen tot iets van deze tijd”, aldus Van den Berg.
Over de HSV zei hij: „Als uitgangspunt voor haar werk nam de stichting de 17e-eeuwse editie van de Statenvertaling en de tekstuitgaven die de toenmalige vertalers gebruikt hebben. In de hertaling wordt onder meer de spelling herzien, oudere woorden worden vervangen en zinsconstructies vereenvoudigd. Een aantal keren wordt een alternatief uit de kanttekeningen gebruikt en onjuiste vertalingen worden gewijzigd.”
Van den Berg onthield zich van een oordeel maar merkte in de wandelgangen op dat er flinke belangstelling voor de HSV is.
Tijdens de vragenbeantwoording zei hij ervan overtuigd te zijn dat de Statenvertalers, als ze nu geleefd zouden hebben, gebruikgemaakt zouden hebben van de laatste editie van Nestle-Aland als brontekst voor de vertaling. Hij roemde de uitgave van de kanttekeningen bij de Statenbijbel van de Gereformeerde Bijbelstichting. Hierdoor is het mogelijk geworden om „voor deze kring voor weinig geld deze uitgave te verspreiden.”