Zijn NAVO-collega’s in Kandahar, Tarin Kowt en de hoofdstad Kabul uitten hun waardering voor de Nederlandse militaire inzet tot nu toe, maar ook hun teleurstelling dat ons land is gestopt met de missie in Uruzgan. Tegelijkertijd herhaalden ze stuk voor stuk dat er veel behoefte is aan trainers en mensen die de Afghaanse trainers begeleiden.

Nu houden bijna dertig Nederlanders zich daarmee in Afghanistan bezig. In de Tweede Kamer ligt al maanden een voorstel voor een nieuwe politiemissie op tafel. Maar het demissionaire kabinet liet een besluit daarover over aan het nieuwe kabinet.

De Amerikaanse generaal David Petraeus, de opperbevelhebber van de buitenlandse troepen in Afghanistan, had minister Eimert van Middelkoop (Defensie) begin deze maand al gevraagd een „substantieel deel” te leveren van de ongeveer tweeduizend trainers die de NAVO nodig heeft. Donderdag maakte Petraeus onverwacht ruimte in zijn agenda om Nagtegaal te ontmoeten en een soortgelijk pleidooi te houden.

Eerder op de dag had de Franse generaal Jacques Lechevallier, de tweede man van het ISAF-onderdeel dat Afghaanse veiligheidstroepen begeleidt, de hoop uitgesproken dat Nederland met trainers actief blijft in Afghanistan. Wat hem betreft gebeurt dat in Uruzgan, omdat de Nederlanders dat gebied kennen.

Ook andere generaals, onder wie Thomas Murray van het NAVO-commando over zuidelijk Afghanistan, zou het „erg op prijs stellen” als er een Nederlandse bijdrage blijft. Volgens de Amerikaanse generaal William Caldwell, commandant van de NAVO-trainingsmissie, is de grootste uitdaging de komende jaren om voldoende trainers te vinden zodat de Afghanen uiteindelijk hun eigen mensen kunnen opleiden.

Tijdens zijn gesprekken kreeg Nagtegaal ook te horen dat het goed zou zijn als ons land blijvend mensen levert voor staffuncties van de internationale vredesmacht ISAF. Ook werd „het belang van specifieke capaciteiten benadrukt”, zei de vice-admiraal. Het gaat dan vooral om de inzet van F-16-gevechtsvliegtuigen en helikopters.