Meijering probeert in een civiele procedure het aankoopbedrag van de vijf schilderen terug te krijgen. De schilderijen zouden vervalsingen zijn van werken van de kunstenaars Jan Altink en Johan Dijkstra. Beiden behoorden tot de Groningse expressionistische kunstenaarsgroep De Ploeg.

De rechtbank in Assen was er in 2006 evenmin van overtuigd dat het om vervalsingen gaat. Tegen die beslissing ging Meijering in beroep. Hij eist ongeveer 90.000 euro van de verkoper.

Tegen de verkoper dienden eerder twee strafrechtelijke procedures. De man, Cor van L., werd verdacht van het vervalsen van schilderijen van Jan Altink. De zaken zijn in 1993 en 1995 geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. De zaak kwam aan het licht, nadat de veilinghuizen Christie’s en Sotheby’s in Amsterdam een aantal werken van Altink hadden teruggetrokken. Sotheby’s deed aangifte bij de politie van poging tot oplichting.

Volgens Meijering verklaren meer dan tien deskundigen dat de vijf schilderijen vervalsingen zijn. Het hof vindt hun rapporten „te algemeen”. De zaak, die Meijering betitelt als „de grootste zaak over vervalsingen sinds Han van Meegeren”, zal naar alle waarschijnlijkheid volgend jaar worden vervolgd. Van Meegeren werd in november 1947 veroordeeld voor vervalsingen van werken van onder anderen Johannes Vermeer.

De kunstverzamelaar is ervan overtuigd dat er meer vervalsingen van De Ploeg in de handel zijn. Hij zegt dat er in ieder geval vier aangiftes zijn gedaan die betrekkingen hebben op vermeende vervalsingen van Van L. Dat er aangiftes zijn gedaan, is bijzonder, meent Meijering. „Omdat mensen die ontdekken dat ze een vals stuk hebben, er zo snel mogelijk van af willen en het dus doorverkopen.”