„Tucht Calvijn sloot aan bij roomse biecht”
APELDOORN – De tuchtpraktijk van Calvijn sloot nauw aan bij de pauselijke biechtwet van 1215. Dat stelt de gereformeerd-vrijgemaakte predikant dr. H. A. Speelman, die studie deed naar de tuchtpraktijk onder Calvijn.
„Een kerk zonder biecht en tucht was voor Calvijn onbestaanbaar”, aldus Speelman. Hij doet zijn uitspraken in het reformatorische gezinsblad Terdege, dat dinsdag verschijnt.
De predikant, die eind oktober een vuistdik boek presenteert over de visie van Calvijn op biecht en boetedoening, kwam na een onderzoek van een jaar tot deze opmerkelijke conclusie.
Een van de aanleidingen was de stelling van emeritus hoogleraar J. Kamphuis dat de Reformatie radicaal brak met de middeleeuwse boetepraktijk. In zijn boek nuanceert Speelman dat beeld. Toch verschilde de wijze waarop de tucht bij de Geneefse reformator werd toegepast aanzienlijk van die in de Rooms-Katholieke Kerk. Speelman: „Voor Calvijn was de biecht geen sacrament. (…) Calvijns biechtstelsel, dat hij gedurende 25 jaar in vijf etappes ontwikkelde, was bedoeld om mensen tot inkeer, boetvaardigheid en schuldbesef te brengen. Om langs deze weg een vernieuwing van het gemoed te bewerken.”
Volgens Speelman hadden de sociale controle en kerkelijke tucht in de gemeente van Calvijn vooral te maken met het tegengaan van openbare zonden en publieke ergernissen. „Die moesten uit de kerk worden verwijderd. ”