Buitenland

Verguisde Roma in het nauw

Het anti-Romavirus lijkt ook overgeslagen te zijn naar ons land. Deze week lieten verschillende politici zich in ferme bewoordingen uit over de verguisde minderheid. Prof. mr. Rodrigues: „Er bestaat een tendens om veroorzakers van maatschappelijke problemen etnisch te labelen.”

Albert Groothedde
25 September 2010 09:54Gewijzigd op 14 November 2020 11:54
Foto EPA
Foto EPA

Maandag ging CDA-Tweede Kamerlid Sterk verbaal los. Volgens haar moeten niet-werkende Roma die illegaal in Nederland verblijven het land worden uitgezet. „Het gaat om illegalen die criminele activiteiten ontplooien”, stelt ze.

Het Kamerlid roept in herinnering dat er in veel gemeenten al jarenlang problemen zijn met Roma. Volgens haar wordt het tijd dat de overheid de handen uit de mouwen steekt en gericht beleid gaat voeren.

Collega-politicus drs. C. M. de Vos, burgemeester van Nieuwegein en voorzitter van het platform Roma-gemeenten, deed er donderdag nog een flinke schep bovenop. In de Volkskrant pleitte de PvdA’er voor etnische registratie van Roma. „We zitten in een spagaat. We hebben te maken met een groep die het verst van de Nederlandse samenleving af staat en ten behoeve van henzelf en hun omgeving moet worden geholpen. We kunnen dat niet doen zonder dat we hun problemen in kaart brengen.” Hoewel de burgemeester zijn uitspraken op een later moment wat polijstte, lijkt de toon gezet.

De stevige uitspraken roepen de nodige reacties op. Niet alleen Roma, maar ook weldoeners en wetenschappers mengen zich in het debat. Een van hen is Raoul Nijst. Hij is als voorlichter actief voor het Nederlands Instituut voor Sinti en Roma (NISR) uit ’s-Hertogenbosch. Een stichting die, onder meer door onderwijs- en werkgelegenheidsprojecten, de maatschappelijke participatie van Roma en Sinti wil bevorderen.

Met kromme tenen hoorde Nijst afgelopen week de politieke praat aan. Hij heeft de berichtgeving goed gevolgd. Ook het journaille krijgt ervan langs. „Uw krant schrijft net als andere media en politici over dé Roma. Alsof dé Roma bestaan.” Zijn correctie is beschaafd. De Brabander houdt niet van stevige taal, zo lijkt aan het begin van het gesprek.

Nijst –„ik ben zelf een gewone Nederlander”– houdt van Roma. Zijn innerlijke betrokkenheid op de bevolkingsgroep, die mede is veroorzaakt door het besef wat Roma hebben meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog, verblindt hem echter niet. „Ik weet ook wel dat er forse problemen voorkomen onder Roma. Zonder meer. Maar”, nuanceert hij, „spreek er niet de hele groep op aan.”

Hij geeft een voorbeeld: „Als een Nederlandse jongen een tasje ontvreemdt van een oude dame, staat er de volgende dag in de krant ”17-jarige X. uit Z. steelt tas”. Als een Roma iets afpakt, lezen we ”Roma pleegt diefstal”. Alsof alle Roma bij de diefstal betrokken waren.” De Bossche weldoener kan zich niet van de indruk ontdoen dat ook politici vallen voor dergelijke goedkope generaliseringen.

Nijst krijgt bijval van wetenschappelijke zijde. De Leidse hoogleraar immigratierecht prof. mr. P. R. Rodrigues laakt generaliseringen. Er zijn verschillende groepen Roma, doceert hij, daartussen bestaan grote verschillen. „Sommigen wonen al decennia in ons land, zij hebben de Nederlandse nationaliteit en zijn volledig geïntegreerd in onze samenleving. Anderen slagen er minder goed in om zich aan te passen.” Het zijn vooral de Roma die in de jaren zeventig naar Nederland zijn gekomen, die verantwoordelijk zijn voor verschillende strafbare feiten, vermoedt de hoogleraar. „Maar”, zo benadrukt hij opnieuw, „spreek daar niet heel de groep op aan.”

Het plan om criminele Roma het land uit te zetten, valt juridisch gezien niet zomaar te realiseren, weet de hoogleraar. In principe hebben Roma, als inwoners van de Europese Unie (EU), recht op vrij verkeer en verblijf. Een EU-burger kan slechts op bepaalde gronden het land worden uitgezet: als er sprake is van schending van de nationale orde en veiligheid of als mensen een gevaar zijn voor de volksgezondheid. Strafrechtelijke veroordeling is niet bijvoorbaat voldoende voor uitzetting. „Er moet sprake zijn van een actuele, werkelijke bedreiging van de nationale veiligheid.”

Het is daarom maar de vraag of Frankrijk correct handelt, vervolgt prof. Rodrigues. „De Franse regering doet voorkomen alsof de meeste Roma vrijwillig vertrekken. Als dat echt zo is, is dat natuurlijk geen probleem. In de gevallen dat er sprake is van gedwongen uitzetting om een strafbaar feit, zal ieder afzonderlijk dossier uitsluitsel moeten geven over de vraag of er sprake is van toegestane uitzetting. Ik kan me echter niet aan de indruk onttrekken dat er sprake is van uitzetting op grond van etniciteit.”

Een verklaring voor de anti-Romahouding die opduikt in heel Europa ligt voor de hand, meent de Leidse hoogleraar, die als hoofd onderzoek en documentatie ook betrokken is bij de Anne Frank Stichting. De maatschappelijke problemen die zich voordoen in de samenleving, vragen volgens hem om een zondebok. „In zo’n situatie hebben mensen sterk de neiging om een mogelijke oorzaak etnisch te labelen. Verwijtbaar handelen straalt af op de hele gemeenschap, voedt wantrouwen en polariseert.”

Naast de waarschuwende vinger van de geschiedenis, moet ook het strafrecht voldoende reden zijn om niet aan dergelijke polariserende en generaliserende praktijken mee te willen werken, vervolgt de hoogleraar. „Een onderscheid maken naar ras is juridisch gezien gewoonweg niet toegestaan.”

Nijst beroept zich eveneens regelmatig op dit verbod. Daarom ook is hij een fervent tegenstander van etnische registratie. „We kunnen niet accepteren dat er straks in bevolkingsregisters wordt vastgelegd: Meneer X., woonachtig te Y., etniciteit: Roma. We hebben samen gekozen voor de Wet bescherming persoonsgegevens. Ik begrijp best dat het om statistische redenen handig is om iemands etnische achtergrond te weten, maar etnische registratie is niet de oplossing. Trouwens, voor gegevens kun je altijd navraag doen bij de Romagemeenschap zelf, is onze ervaring.”

Een oplossing voor de forse problemen onder Roma –die er ongeacht alle nuances wel degelijk zijn– moet volgens prof. Rodrigues een Brusselse aangelegenheid worden. „We hebben het hier over een groep van zo’n 12 miljoen Europeanen. Gezien hun achtergrond en geschiedenis is het goed om een Europese aanpak te bepleiten.”

Daarvoor is niet meteen nieuwe wetgeving nodig, vermoedt hij. Zijn voorkeur gaat uit naar een resolutie waarin duidelijk wordt gemaakt hoe overheden in de Europese Unie om dienen te gaan met Roma. „Dit voorkomt dat we Roma van het ene naar het andere land verplaatsen zonder structureel wat te veranderen.”

Verder is het belangrijk dat de Romagemeenschap zelf betrokken wordt bij de oplossingsstrategie, benadrukt Rodrigues. Een positieve, internationale aanpak kan leiden tot een betere cohesie en samenhang in de samenleving, gelooft hij.

Of alle media-aandacht nog iets oplevert? Nijst denkt evenals Rodrigues van wel. „Wat ik hoop is dat we straks krantenkoppen krijgen die melden dat werkgelegenheid en onderwijsprojecten onder Roma een succes zijn.” Want, en dan legt ook Nijst nog even zijn hart bloot, „waar het nu allemaal over gaat is hoe dan ook smakeloos.”


Echte hulp richt zich op het hart

Met Roma moet je geduld, veel geduld hebben. Zo veel wordt wel duidelijk uit het relaas van ds. Székely József. De emeritus predikant verricht al jarenlang missionair en diaconaal werk onder Roma in het Hongaarssprekende deel van Roemenië.

De Roemeense predikant is op toernee in Nederland. Op uitnodiging van de stichting Hulp Oost-Europa (HOE) verzorgt hij her en der in het land lezingen over zijn werk onder Roma. Hij doet het graag. De mensen zijn belangstellend, vertelt hij.

De predikant heeft wat met Roma. Hij weet zich te herinneren hoe in zijn jeugd jaarlijks een groep rondreizende Roma zijn geboortedorp aandeed. Zij parkeerden hun wagens op het dorpsplein. Daar brachten zij –gehuld in excentrieke gewaden– zelfgemaakte waren aan de man. De vreemdelingen boeiden de jeugd. Zij spraken zo snel en luidruchtig met elkaar dat het leek alsof ze ruzie met elkaar hadden, glimlacht ds. Székely. Van rassenhaat en discriminatie was in het dorp geen sprake.

In 1969 verbindt Székely, die inmiddels predikant is, zich aan de gereformeerde kerk in Brâncovenesti. Deze gemeente bestond al deels uit Roma. De predikant voelt zich echter geroepen om ook niet-kerkelijke Roma –„als schapen die geen herder hebben”– bij het gemeenteleven te betrekken. Zijn vele inspanningen op het gebied van catechese, pastoraat en diaconaat leiden ertoe dat vrijwel alle 200 Roma uit het dorp zich aansluiten bij de kerk.

De omkeer van de Roma blijft niet zonder gevolgen. Gedurende de 36 jaar dat ds. Székely de gemeente dient, vinden er in het dorp geen diefstallen en inbraken meer plaats door Roma. Om de betrokkenheid van de Roma bij het gemeenteleven te verzekeren, stelt de predikant twee Roma-ouderlingen aan. „Beide mannen zijn in de loop van de tijd mijn meest nabije broeders gebleken.”

De verandering die toen heeft plaatsgevonden is nog steeds merkbaar. „De meeste Roma in dat dorp leven nu van eerlijk werk. Zij wonen in mooie huizen; soms zijn die zelfs beter dan de woningen van Hongaarse Roemenen.” Zegen op het jarenlange werk onder Roma, merkt ds. Székely tevreden op.

Na zijn emeritaat besluit de gedreven predikant zich volledig te richten op de Roma. Stilzitten lukt niet, legt hij uit. „God geeft me de gezondheid. Daar ben ik dankbaar voor. Daarom wil ik Hem blijven dienen.” Na inventarisatie wordt het ds. Székely duidelijk dat veel predikanten Roma verwaarlozen. Zij hebben een slecht imago en worden ook door gereformeerde voorgangers niet altijd voor vol aangezien. Werk aan de winkel, concludeert hij.

De emeritus predikant slaagt erin verschillende collega’s te motiveren met Romakinderen aan de slag te gaan. Zelf start hij in meerdere dorpen rondom zijn woonplaats Tirgu Mures geestelijke toerustingsprogramma’s voor kinderen. In het begin kwamen er zo’n tien kinderen. Inmiddels is dat aantal opgelopen tot zeventig.

De eerste ontmoeting met de Romakinderen viel hem zwaar. Ze waren luidruchtig en brutaal; daardoor was het moeilijk om orde te houden. Na maanden ploeteren is de predikant erin geslaagd rust te creëren in de groep. De kinderen wachten netjes totdat ze een beurt krijgen en praten niet meer door elkaar heen.

Tevreden is de predikant nog niet. Hij vindt dat het werk dat de Romakinderen leveren onder de maat is. „Ze hebben onvoldoende vaardigheden om kwaliteitswerk te leveren”, zegt hij diplomatiek. Door een uitgekiend beloningssysteem weet de predikant echter ook een kwaliteitsslag te maken.

We moeten niet op korte termijn veranderingen willen zien, vervolgt de predikant. Roma zijn een bijzonder volk. Een volk met een eigen cultuur, een eigen taal en eigen genen. „Dat laatste ook ja. Dit maakt dat de aanpassingbereidheid laag is. Het werk onder Roma is dus bijvoorbaat werk van de lange adem.”

Daarbij komt de ronduit slechte economische situatie waarin een groot deel van de Roma verkeert. Ten tijde van het communisme hadden veel Roma een baan in de industrie. Zij werden met relatief hoge lonen als ongeschoolde arbeiders de fabrieken in gelokt. Na de Wende ging het echter mis. De vaak verouderde Oost-Europese fabrieken vormden geen partij voor de westerse concurrentie en moesten sluiten. De Roma verloren hun baan.

Nu komt aan het licht hoe jammer het is dat Roma geen eigen grond hebben, meent de predikant. „Als je een akker bezit, heb je altijd wat voorhanden. Je kunt er je eigen groente verbouwen en eventueel wat verkopen op de markt.” De predikant vindt het spijtig dat zelfs nu –er ligt vanwege de economische crisis veel land braak– geen grond beschikbaar is voor Roma.

Of grond dé oplossing is? „Echte hulpverlening richt zich op het hart. Wanneer Roma tot geloof komen, gaat dat niet zelden gepaard met een verbetering van hun leefwijze.”


Een boeiend volk met geheimzinnige wortels

Dé Roma bestaan niet. Het is een verzamelnaam waaronder veel verschillende groepen vallen. De benaming Roma voor de gehele groep is gangbaar sinds de jaren zeventig. Toen bepaalden de Roma op een speciaal congres dat zij voortaan Roma zouden heten. Benamingen als zigeuner, gipsy en gitano kwamen hiermee te vervallen.

Er is veel onduidelijk over de herkomst van de Roma. In de 19e eeuw concludeerde de Duitse hoogleraar August Friedrich Pott in zijn studie ”Die Ziegeuner in Europa en Asien” dat zij oorspronkelijk uit India afkomstig moeten zijn. Via het huidige Iran en Armenië zouden zij richting Turkije en Griekenland zijn getrokken. Anderen, waaronder veel Roma zelf, beweren dat de Roma oorspronkelijk uit Egypte komen.

Voorheen voerden Roma een nomadisch bestaan. Volgens een legende hebben zij dat te wijten aan een vervloeking die Jezus aan het kruis over hen heeft uitgesproken. Tijdens de kruisiging zouden enkele Roma de laatste kleding van Christus hebben afgepakt. Jezus sprak toen dat zij geen rust meer zullen hebben en blijvend zullen rondtrekken.

Wereldwijd leven er naar schatting zo’n 10 tot 12 miljoen Roma. Velen hebben inmiddels een vaste woonplaats. Op de Balkan en in de Karpaten trekken nog enkele Romavolken rond. In Nederland wonen ongeveer 38.000 Roma. Tien plaatsen, waaronder Nieuwegein, Utrecht, Lelystad en Ede, kennen een aanzienlijke Romapopulatie. Deze groep Roma, die voor een belangrijk deel verantwoordelijk zijn voor de slechte reputatie van de groep, arriveerden in de jaren zeventig. Zij ontvingen in 1978 een vestigingsvergunning. De vele duizenden Roma die zich eerder of later in Nederland vestigden, hebben zich vaak goed aangepast aan de Nederlandse gewoonten en gebruiken.

Al eeuwenlang worden Roma gestigmatiseerd en gediscrimineerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er vele honderdduizenden door de nazi’s vermoord. De Roma waren volgens de bruinhemden asociaal en crimineel. Het bekendste Nederlandse slachtoffer van de Romagenocide is het Settela Steinbach. De afbeelding van dit Romameisje was jarenlang hét icoon van de Jodendeportaties in Nederland. Pas in 1994 onthulden onderzoekers haar ware identiteit.

De meeste Roma hebben de dominante religie van het land of de regio waar zij verblijven, overgenomen. Niet zelden blijven zij ook vasthouden aan eigen (bijgelovige) gebruiken. Roma hechtten oorspronkelijk weinig waarde aan onderwijs. Hun taal, het Romanes, is een spreektaal zonder stevige schriftelijke traditie. De Roma kennen veel tradities en rituelen rondom geboorte, huwelijk en overlijden. Die gebruiken verschillen per groep. Meisjes worden veelal op jonge leeftijd uitgehuwelijkt. Hoewel trouwen buiten de eigen gemeenschap wordt ontmoedigd, gaan tegenwoordig steeds meer Roma een relatie aan met een niet-Roma, een zogenaamde ”gadje”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer