Kerk & religie

Koepel wijst op het hemelse

Er zijn verrassend veel kerken met een koepel in Nederland. Het protestantisme is daar geen belemmering voor geweest. Die conclusie trekken architectuurcriticus Bernhard Hulsman en fotograaf Luuk Kramer na een speurtocht door Nederland. Het resultaat is verwerkt in een fotorijk boek en in een kleine, mooie expositie.

Wim Hulsman

24 September 2010 19:15Gewijzigd op 14 November 2020 11:54
Foto Architectura & Natura
Foto Architectura & Natura

De tentoonstelling is tot 14 november te zien in het Museum voor Religieuze Kunst in het Noord-Brabantse Uden. Zestien grote foto’s van de kerkplafonds laten de verschillen zien tussen koepels in protestantse en rooms-katholieke kerken in Nederland. Het boek ”Hollandse Hemels. Koepels in Nederland” toont naast nog meer kerkkoepels ook plafonds van een aantal gevangenissen, winkelcentra en oude landhuizen, maar de kerkkoepels winnen het qua schoonheid.

Koepels in kerkgebouwen zijn een verwijzing naar de hemel, stelt Hulsman. Heldere lichtstralen of een blauwe lucht wijzen daarop. Op veel kerkplafonds staat daarom in het midden de Heilige Geest –als een duif– of Christus afgebeeld. Andere koepels zijn beschilderd met de zon, de maan of de sterren.

Een van de oudste koepeldaken, in de Koepelkerk in Willemstad (1607) (zie voorpagina Puntkomma), is eenvoudig blauw geschilderd. Het plafond is van houten planken gemaakt. De helderblauwe kleuren zijn ook te vinden in de koepel van de Oostkerk in Middelburg (1667) en in die van de Koepelkerk in Smilde (1788).

In andere protestantse kerken bepaalt het lijnenspel het beeld, zoals in de Ronde Lutherse Kerk in Amsterdam (1671). De indeling van het plafond lijkt met de strakke blokverdeling op die van het oude Pantheon in Rome.

Nederland telt toch nog een rij protestantse kerken met een koepel, al blijft het aantal beperkt ten opzichte van een land als Italië met talloze rooms-katholieke koepelkerken. Behalve die in Willemstad, Middelburg, Smilde en Amsterdam gaat het onder meer om de Koepelkerk in Renswoude (1639), de Marekerk in Leiden (1657), de Koepelkerk in Leidschendam (1653) en de Koepelkerk in Arnhem.

De foto van het plafond in de Arnhemse kerk oogt als een schilderij. In Renswoude staan wapens van een adellijke familie op de koepel afgebeeld, in Leidenschendam is het plafond eenvoudig wit, in Leiden siert een klok de top van de verder witte koepel.

Koepels van rooms-katholieke kerken zijn veelal rijkversierd. Zo heeft Kramer een foto gemaakt van de bont beschilderde koepel van de Cenalkerk in de Heilig Landstichting (1917). Ook koepels van de plafonds in de rooms-katholieke kerk in Uden –tafereel van het laatste oordeel– en van de Sint-Cathrienkerk in ’s-Hertogenbosch –weergave van de Bergrede– zijn van grote tekeningen voorzien.

Vooral de periode 1853-1945, toen er in Nederland honderden rooms-katholieke kerken werden gebouwd, heeft veel ronde plafonds voortgebracht. Een aantal van die kerken heeft een koepel van baksteen. „Typisch Nederlands”, stelt conservator Wouter Prins van het Udense museum. „Het lijkt alsof de soberheid van het calvinisme in de rooms-katholieke bouwkunst is doorgedrongen.” Vooral begin 20e eeuw resulteerde dat in bijna niet-katholiek ogende bedehuizen. „Wij spreken wel van de kleine beeldenstorm.”

Aan het einde van zijn speurtocht komt Hulsman tot de conclusie dat de koepels het cliché bevestigen dat „protestanten van klassieke eenvoud houden en katholieken de voorkeur geven aan barokke complexiteit.”

De koepelvorm is altijd geliefd geweest vanwege de „perfecte vorm”, zegt Prins. „Wie een koepel bouwt schept een schitterende, volmaakte ruimte.”

Het fotowerk van Luuk Kramer laat dat prachtig zien. Hij is –soms letterlijk– op zijn rug gaan liggen midden onder de koepels om ze zo mooi mogelijk vast te leggen. Die „fotoblik verfraait de koepels. De koepel ondergaat dan een gedaanteverandering. Niet langer is hij een holle ruimte, maar een tweedimensionale compositie van cirkels en radialen”, stelt Hulsman.

Hulsman werpt in zijn beschouwing –die helaas met een aanstootgevende passage over God als supervrouw begint– een theorie op: de koepels in kerken zouden uiteindelijk een verwijzing zijn naar Maria, de moeder van de Heere Jezus, die als een beschuttende mantel over de kerkgangers staat. De argumenten die hij aandraagt zijn echter niet overtuigend; zo stelt hij dat de koepel een rok –van Maria– symboliseert waaronder kerkgangers beschutting zoeken.

Komen er nog koepels bij? Zeker. Juist de laatste jaren en dat niet tot ieders tevredenheid, constateert Hulsman. „De koepelbouw beleeft een comeback. Die heropleving is te danken aan de Turkse en Marokkaanse immigranten. Zij lieten vanaf de jaren tachtig tientallen moskeeën bouwen. En die hebben bijna zonder uitzondering een kleine of een grote koepel.” Zo wordt Nederland toch nog een echt koepelland, eindigt Hulsman.

Hollandse Hemels. Koepels in Nederland, Luuk Kramer en Bernhard Hulsman; 
uitg. Architectura & Natura, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 7686 386 3; 80 blz.; € 24,50.

www.museumvoorreligieuzekunst.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer