OM Servië klaagt Milosevic aan
Het Servische openbaar ministerie heeft oud-president Slobodan Milosevic in staat van beschuldiging gesteld wegens de ontvoering van en de moord op zijn politieke rivaal Ivan Stambolic. Dat meldde het staatspersbureau Tanjug donderdag.
Behalve Milosevic worden acht van zijn voormalige medewerkers verdacht van betrokkenheid bij de moord op Stambolic. Onder hen is Radovan Markovic, de voormalige chef van de geheime dienst.
Stambolic werd in augustus 2000 in Belgrado ontvoerd door leden van de Rode Baretten, een door Milosevic gevormde paramilitaire elite-eenheid. Hij werd meegenomen naar een bos in Noord-Servië en door het hoofd geschoten. Milosevic en Markovic zouden de opdracht hebben gegeven.
Stambolic’ lichaam werd tijdens het grootschalige politieoptreden na de moord op premier Zoran Djindjic aangetroffen in Noord-Servië.
In het Joegoslavië van de jaren ’80 was Stambolic de politieke mentor van Milosevic. Nadat Milosevic het communisme verruilde voor het nationalisme werden de twee mannen rivalen. Stambolic is mogelijk vermoord omdat hij het bij de presidentsverkiezingen die enkele weken later werden gehouden tegen Milosevic wilde opnemen.
Milosevic’ echtgenote Mirjana Markovic wordt door de politie in Servië gezocht voor ondervraging in verband met de moord op Stambolic. Zij is op de vlucht geslagen en bevindt zich naar verluidt in Rusland. Daar is vermoedelijk ook Marko Milosevic, de zoon van Milosevic en Markovic.
In een woensdag door medestanders aan de pers verstrekte brief eist Milosevic dat Servië ophoudt met „de wrede vervolging van mijn vrouw en zoon.”
In de ongedateerde brief beschuldigt Milosevic de overheid verder van banden met de georganiseerde misdaad. „De onlangs gearresteerde misdadigers en moordenaars zijn dezelfde mensen die de huidige regering hebben geholpen mij ten val te brengen.”
Inderdaad had Djindjic bij het organiseren van de volksopstand tegen Milosevic naar verluidt de zegen van Milorad ”Legija” Lukovic, de hoofdverdachte van de moord op Djindjic. Lukovic vreesde mogelijk door Djindjic te worden uitgeleverd aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag.