Binnenland

Gescheld om niks

Nederland verhuftert. Niet alleen asocialen uit achterbuurten en allochtone raddraaiers veroorzaken onbehagen. Juist ook de middenklasse verloedert. Filosoof en socioloog dr. Bas van Stokkom, auteur van het boek ”Wat een hufter”, maakt zich zorgen.

J. Visscher
23 September 2010 08:36Gewijzigd op 14 November 2020 11:52
Foto ANP
Foto ANP

Of hij zelf kortgeleden hufterigheid aan den lijve ondervond? O ja, knikt Van Stokkom op een kamer in een gebouw van de Vrije Universiteit in Amsterdam. „Vorige week reisde ik per trein van Amsterdam naar Eindhoven. Een stel dronken jongeren nam bezit van de coupé. Ik vroeg een van de jongeren of ze wat rustiger aan konden doen. Er werd hilarisch gereageerd. Wat is dit voor idioot die ons aanspreekt? Bemoei je niet met ons. De herrie ging door, ik heb me geschikt.”

Asociaal gedrag in het verkeer, voordringen in een rij, gescheld om niks. De hufterigheid waart rond in Nederland, stelt Van Stokkom in zijn pas verschenen boek ”Wat een hufter. Ergernis, lichtgeraaktheid en maatschappelijke verruwing” (uitg. Boom). Veelzeggend is dat op de omslag een opgestoken middelvinger prijkt.

Filosoof en socioloog Bas van Stokkom, voorheen PvdA-ideoloog, is verbonden aan de faculteit sociale wetenschappen aan de VU en aan het Centrum voor Ethiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

U betoogt dat verruwing en verharding te ver zijn voortgeschreden in Nederland.

„Onfatsoenlijk en hufterig gedrag is zorg nummer één van de burger. Het boek raakt een open zenuw. Discussies zijn heftig. Beschuldigingen op internet vliegen over en weer. Mensen uit de Wildersachterban beweren dat de linkse kerk het hufterdom heeft veroorzaakt.

Er is sprake van een morele crisis. Het publieke domein is verlamd. Het is niet aangenaam meer om in de parken en op de pleinen te verpozen. We willen daar snel doorheen. Anderen zien we al gauw als tegenstrever, als vijand. Dat is de dood in de pot. Er is de laatste decennia duidelijk sprake van een toename van vandalisme, van het aantal vernielingen in de publieke ruimte. Ook de agressie tegen publieke beroepsgroepen, zoals ambulancepersoneel, is gestegen.”

Tijdens een recent debat in Nijmegen over verhuftering in die stad trok sociaal psycholoog Beatrijs Ritsema in twijfel of asociaal gedrag nu werkelijk is doorgedrongen tot de middenklasse.

„Het is echt zo. Samen met andere sociologen stel ik vast dat veel burgers lijden aan narcisme, aan een hoge eigendunk. De zogeheten dikke ik. Mensen hebben een groot ego en zijn tegelijk onzeker. Burgers hebben een kort lontje. Bij conflicten zijn ze licht ontvlambaar. Over een verkeerd geparkeerde auto, een mobieltje dat in de trein afgaat, de rij voor de balie. Veel mensen uit de middenklasse eisen ruimte voor zichzelf op en willen vrij zijn van storende ervaringen. Ze kampen met onvermogen om daarover te communiceren. Er is een stuitend gebrek aan bereidheid om rekening te houden met een ander. Regels gelden vooral voor een ander.”

Ritsema stelt: Vertienvoudig de accijns op alcohol en een fors deel van het probleem is verholpen.

„Het helpt ongetwijfeld om drank duurder te maken. Maar dan bestaat het risico dat het alcoholgebruik zich in de illegaliteit afspeelt.”

U constateert dat in het uitgaansleven de remmen los gaan, ook bij zogenaamde beschaafde burgers.

„Jonge mannen uit de middenklasse zijn thuis en op school braaf, maar nemen in het uitgaansleven de straatcultuur over. Ze dragen kleding met agressieve teksten, ze gebruiken ruwe taal. Ze identificeren zich met het criminele leven. Tegelijk zie je dat die jonge mannen uit de middenklasse er niet gauw op los zullen rammen. Het vechten zit als het ware niet echt in hun aard.”

In uw boek zegt u niet in te zullen gaan op het zeer hufterige gedrag van enkele duizenden jonge mannen, onder wie veel Marokkanen. Draait u zo niet om de hete brij heen?

„Er zijn grote problemen rond Marokkaanse jongeren, maar daar is al veel over geschreven. Ik wil er vooral de vinger bij leggen dat de middenklasse in Nederland zich steeds vaker schuldig maakt aan hufterig gedrag. Dat is misschien een nog groter probleem. Van de burgers is 85 procent georiënteerd op genot en reken maar dat daar heel veel narcisten tussen zitten.”

Het driftleven is uit de taboesfeer geraakt, constateert u.

„Sinds de jaren zestig kan er opener over gevoelens worden gesproken. Dat heeft voordelen, omgangsvormen werden meer ontspannend. Dat betekent echter niet dat elke emotie getoond zou moeten worden. Nu wordt een emotie zoals boosheid meteen als authentiek ervaren. Alsof je het morele gelijk dan aan je kant hebt. „Ik ben boos, dus ik sta in mijn recht.””

U stelt dat er nauwelijks nog compassie is met criminelen. „We blijven doof voor het verhaal van een Marokkaanse straatterrorist.” Maar een slachtoffer van zo’n Marokkaanse crimineel wil toch vooral een harde aanpak?

„Ik kan me voorstellen dat het slachtoffer in een eerste impuls genoegdoening eist. Toch blijft het goed om te kijken naar de motieven van de dader. Is er sprake van verslaving of een stoornis? Ik vind het een gevaarlijke ontwikkeling om niet meer te willen zien wat er achter een misdaad schuilgaat. Op die manier moet de dader wel een monster zijn.”

U constateert dat moslims in de Nederlandse maatschappij de zondebok zijn geworden. Verwijt u dat PVV-leider Wilders?

„Ja, hij voert een haatcampagne richting moslims. Door bijvoorbeeld te pleiten voor een kopvoddentaks, door de Koran met Hitlers ”Mein Kampf” te vergelijken.”

Ook onder behoudende christenen zijn er zorgen over de islam, bijvoorbeeld over Jodenhaat in islamitische kringen.

„Antisemitisme onder moslims komt absoluut voor. Je wordt er niet goed van als je sommige radicaalislamitische websites leest. Maar je moet er wel voor oppassen niet de hele moslimsgemeenschap daarvoor verantwoordelijk te houden. Het overgrote deel van de moslims propageert geen haat.”

U beschrijft in uw boek dat het christelijke geloof agressie en woede dempt.

„Religie is een beschermende factor tegen criminaliteit, net zoals scholing en gezag. Lange tijd is gedacht dat een seculiere samenleving tot minder criminaliteit zou leiden. Dat is dus niet zo. Over het feit dat religie een gunstige invloed heeft, hoor je wetenschappers niet zo veel. Misschien heeft dat met een soort gêne te maken. Het is wel een ingewikkeld verhaal. Want in een religieus land als Amerika is de criminaliteit buitengewoon hoog. Maar dat heeft weer te maken met zaken zoals het hoge wapenbezit en de grote verschillen tussen rijk en arm.”

In de strijd tegen de verhuftering pleit u voor beheerders in bijvoorbeeld parken. Zo moeten mensen zich weer op hun gemak voelen. Is dat niet wat al te positief gedacht?

„Het gaat erom dat parken, pleinen, zwembaden en bioscopen weer gastvrije plekken worden. Waar beheerders, zo nodig in uniform, mensen wegwijs maken en verder helpen. Waar mensen fatsoenlijk met elkaar communiceren. Ik denk bijvoorbeeld aan Parijse parken. We moeten de publieke ruimte terugwinnen.”

U pleit ook voor elites die de burger toekomstperspectief moeten bieden.

„Die elites moeten het cynisme bestrijden. Mensen hebben nu het idee, gevoed door veel neergangsverhalen in de media, dat er geen goede toekomst in het verschiet ligt. Stel daar een inspirerend verhaal tegenover, waar ieder zijn eigen uitleg aan kan geven. Ik denk aan de Amerikaanse president Obama. Vertel mensen dat de kloof tussen bevolkingsgroepen kan worden gedicht, dat we samen bruggen gaan bouwen.”

Vanuit christelijke kring klinkt de notie dat een terugkeer naar de Tien Geboden heilzaam is voor de samenleving.

„De moeilijkheid is dat de heersende moraal antipaternalistisch is. Als je pleit voor terugkeer naar de Tien Geboden, word je meteen voor predikant uitgemaakt. In de libertaire vrijstaat Nederland willen mensen elke bevoogding van zich afhouden.”

Directeur Paul Schnabel van het Sociaal en Cultuur Planbureau stelt dat Nederland nog altijd een van de prettigste landen ter wereld is.

„Dat Nederland het prettigste land is om in te wonen, onderschrijf ik niet. Uit geluksmonitoren blijkt weliswaar dat wij vinden dat we zelf een gelukkig leven hebben, maar kennelijk kunnen we ons gelukkig voelen in een gure samenleving. Feit blijft dat de menselijke contacten in het publieke domein armoedig zijn.”

Welk land is voor u een voorbeeld?

„Duitsland is een vriendelijk land geworden. Ik heb goede ervaringen in steden als Berlijn, Münster, Düsseldorf en Stuttgart. Wij Nederlanders eisen ruimte op. Zie mij. Kijk ons. De Duitser daarentegen maakt zich eerder kleiner dan groter in de onderlinge omgang en is zich bewust van de voorrechten van het goede leven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer