Cultuur & boeken

Küng blikt nog een keer terug

Zijn memoires had hij in 2002 al geschreven. Nu blikt Hans Küng nog een keer terug op zijn leven in een boek dat als „persoonlijk credo” wordt aangekondigd: ”Wat ik geloof”.

Dr. ir. J. van der Graaf
23 September 2010 08:44Gewijzigd op 14 November 2020 11:52

Hans Küng (1928) geldt als een van de grote theologische denkers van deze tijd. Hij hield zich als geen ander bezig met de wereldreligies. In dit boek wordt opnieuw duidelijk hoe Küng met levensvragen en wereldproblemen heeft geworsteld en grondig kennis heeft genomen van denkers binnen en buiten het christendom, ook in de wereld van de natuurwetenschappen. Hij deed dit vanuit het christendom als zijn geestelijke bakermat.

In de Rooms-Katholieke Kerk was hij zijn leven lang een notoire dwarsligger. Hij was een van de jonge theologen die zich tijdens het tweede Vaticaans concilie (1962-1965) beijverden voor vernieuwing van het kerkelijk instituut. Toen had de kerk naar zijn oordeel „vanwege de erkenning van religieuze vrijheid en mensenrechten een hoge mate van geloofwaardigheid” en kon hij zich, zegt hij, zonder meer op haar oriëntatiepunt beroepen.

„Maar hoe triest werd het in de al spoedig inzettende naconciliaire restauratie die een fataal verlies van geloofwaardigheid van de Kerk met zich meebracht”, schrijft hij. (…) „De kerkleiding bracht mijzelf binnen de kerk in diskrediet door mijn kerkelijke leerbevoegdheid in te trekken en me academisch te liquideren. Beide zoals bekend zonder succes.”

Küng heeft zich na het concilie ook voor paus Paulus VI moeten verantwoorden. Toen die hem vroeg of hij vertrouwen in hem had, antwoordde hij wel bevestigend, echter met de toevoeging „maar niet in al die anderen om u heen.” Het uit de middeleeuwen stammende „absolutistische roomse systeem” verdiende zijn vertrouwen niet.

Door het hele boek heen ligt dan ook een onmiskenbare frustratie jegens het institutaire Rome, wat tot uitdrukking komt in misprijzende kwalificaties zodra het over dat systeem gaat, de paus voorop. Maar daarmee krijgt Küng bij rechtgeaarde protestanten nog niet de handen op elkaar. Want niet zelden staat „autoritair katholiek” bij hem op dezelfde lijn als „biblicistisch protestants”, hetgeen neerkomt op fundamentalisme zonder onderscheid, waarbij zelfs een heldere definiëring ontbreekt.

Küng aanvaardt zonder voorbehoud, in absolute zin de visie vanuit de natuurwetenschappen op de oorsprong van al het bestaande. Dat wil zeggen: vanuit de oerknal, 13,7 miljard jaar geleden. Een tweede hoofdlijn in het boek is de dialoog met de wereldgodsdiensten op grond van onderlinge gelijkwaardigheid. Telkens komt zijn pleidooi aan de orde voor „een gemeenschappelijk mensheidsethos”, casu quo ”De Verklaring van een mondiaal ethos” (1993), van het parlement van wereldreligies; „een humanistisch document” waaraan hij heeft meegewerkt, samen met vertegenwoordigers van andere religies.

Vertrouwen in het leven is een centrale gedachte in het boek, waarbij de vreugde, de weg, de zin, de grond, de macht, het model, het leed, de kunst en het visioen inzake het leven de revue passeren. Het duurt lang voordat Küng bij God als ”de levensgrond” uitkomt. Dan verlaat hij het natuurwetenschappelijke terrein en tast hij naar sporen van transcendentie en beklimt hij de steile berg naar God. Het duurt nog langer voordat hij bij Jezus uitkomt.

Alles wat in de loop der eeuwen door de kerk (waar dan ook) dogmatisch en belijdend over Jezus is geformuleerd, valt onder zijn soms vragende, vaker stellige kritiek. Op zoek naar „de onbekende Jezus” komt hij uit bij Jezus van Nazareth, als de Messias, Die hij dan vooral bij bevrijdingstheologen heeft gevonden. Jezus had naar zijn mening een uniek leven, dat noopt tot navolging, maar Zijn opwekking uit de doden behoort tot „de geloofsovertuiging van christenen, opgeroepen door spirituele ervaringen”, zodat Hij „de grondslag van christelijke spiritualiteit” is.

Bij Küng valt herhaaldelijk het woord legende. Al wat hij stelt is dan ook niet geworteld in het Sola Scriptura, in de Schrift alleen. Geen Middelaar, geen verzoening van mensen met God door het kruislijden heen, geen rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof in de Gekruisigde. Kortom: geloof dat is losgemaakt van het belijden van de kerk der eeuwen. Ieder moet zich maar op eigen wijze op Jezus oriënteren; Hij is ook in andere religies aanwezig. Met Küngs fundamentele en soms ook gerechtvaardigde kritiek op Rome moeten belijdende protestanten zich daarom niet rijk rekenen.

In de zogeheten oecumene van het hart betuigen ook rooms-katholieken dat de scheiding binnen de christenheid vandaag niet zozeer ligt tussen Rome en de Reformatie, maar tussen orthodox en vrijzinnig in deze beide stromingen van de christenheid. Wie dit boek van Küng leest, zal dit in zekere zin beamen, namelijk waar het gaat om het grote credo van de kerk der eeuwen, culminerend in het belijden van de heilsfeiten.

”Wat ik geloof” staat model voor eigentijds vrijzinnig theologisch denken. Aan het eind is Küngs droom: „verzoende christenheid, vrede tussen de religies en een echte gemeenschap van de naties.”

Nochtans sluit hij zijn boek af met ”zaligmakende aanschouwing”, als hij namelijk de ultieme vraag stelt: En wat gebeurt er met mij? Hij citeert dan uitvoerig 1 Korinthe 13:8-13. Ik voeg daaraan het andere woord van Paulus toe, namelijk dat de apostel Niemand anders wenst te kennen dan Jezus Christus en Dien gekruisigd.

Küng schreef een zeer leesbaar boek, waarin hij theologisch jargon probeert te overstijgen. Maar de weg die hij ging en gaat contrasteert fundamenteel met het fundament van apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste Hoeksteen is.

Wat ik geloof, Hans Küng; uitg. Ten Have, Kampen, 2010; ISBN 978 90 259 6067 4; 313 blz.; € 21,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer