Opinie

Winkeltijdenwet

De Winkeltijdenwet is gezien de discussie over zondagsopenstelling een actueel thema. In NJB 2010/30 gaan mr. Boertjens en mr. Minderhoud erop in dat winkels op zondag gesloten moeten zijn voor publiek. Op dit verbod is een bekende uitzondering: een gemeente mag vrijstelling verlenen ten behoeve van toerisme. Als een gemeente toeristische aantrekkingskracht heeft, kan het uitgangspunt dat winkels op zondag gesloten moeten zijn opzijgezet worden.

22 September 2010 07:27Gewijzigd op 14 November 2020 11:51

Uit de rechtspraak hierover blijkt dat niet altijd eenvoudig is vast te leggen wanneer er sprake is van toeristische aantrekkingskracht. Vaststaat dat er sprake moet zijn van „toeristische trekpleisters die, los van de gelegenheid tot winkelen, zelf in in aanmerking te nemen mate (…) toeristen naar de desbetreffende gemeente of de(e)l(en) van de gemeente trekken.” Of hiervan sprake is, moet naar de concrete omstandigheden worden beoordeeld.

Inmiddels zijn er ten aanzien van de Winkeltijdenwet twee wetsvoorstellen ingediend. Het eerste ligt bij de Eerste Kamer (en is de Tweede Kamer al door). Dit wetsvoorstel is van beperkte betekenis. Het vormt een vastlegging van voornoemde rechtspraak. Uit de wet blijkt duidelijk dat er een belangenafweging moet worden gemaakt tussen de belangen van de bewoners en die van ondernemers in een gemeente.

Het tweede wetsvoorstel is afgelopen juni pas ingediend. Hierin worden meer inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Beoogd wordt de toerismebepaling helemaal te schrappen en de gemeente de volledige vrijheid te geven over het al dan niet toestaan van koopzondagen. De gemeente moet wel de belangen van de bewoners en die van ondernemers uit de gemeente tegen elkaar afwegen. Desalniettemin zal dit wetsvoorstel leiden tot een ingrijpende wijziging van de huidige situatie.

Een ander onderwerp dat de gemoederen blijft bezighouden is het thema seksuele intimidatie. Onduidelijk is wanneer daarvan volgens de wetgever sprake is. Die vraag staat centraal in een artikel van Van de Laar en Pfennings in ArbeidsRecht 2010/5, naar aanleiding van een recente uitspraak waarin werd geoordeeld dat de baas die tijdens een feestje voor de grap en zonder bijbedoelingen in een achterwerk kneep, zich niet schuldig had gemaakt aan seksuele intimidatie (zij het wel aan overschrijding van andere normen).

In 2005 werd het begrip seksuele intimidatie nog omschreven als „opmerkingen en gedragingen met een seksuele lading die door degene die wordt benaderd als ongewenst respectievelijk vernederend worden ervaren.” In 2006 heeft de wetgever het criterium dat de opmerking of gedraging door de benaderde persoon als seksueel intimiderend moet zijn ervaren, echter weggelaten. In de rechtspraak is daarom geen aandacht meer besteed aan de ervaring van de benadeelde om vast te stellen of er sprake is van seksuele intimidatie. Voldoende is dat het als zodanig kan worden opgevat. Inmiddels heeft de Hoge Raad onlangs geoordeeld dat alleen de bedoeling van de pleger meespeelt voor de vraag of er sprake is van seksuele intimidatie (en niet de ervaring van benadeelde).

De auteurs stellen dat dit slachtoffers tekortdoet. Bij de beoordeling moest niet de (subjectieve) ervaring van partijen worden betrokken. Nu de Hoge Raad de objectieve maatstaf invult door de onderliggende bedoelingen van de pleger, wordt de beoordeling toch weer subjectief. Dit had moeten worden voorkomen. Als blijkt dat een objectieve benadering onmogelijk is, dan moet zowel de ervaring van de pleger als die van de benadeelde worden bezien om tot een weloverwogen eindoordeel te komen.

In Mr. 2010/8/9 besteedt Henriette van Wermeskerken aandacht aan de rol van de gerechtssecretaris in een procedure. Vaak hebben mensen het idee dat degene in toga naast de rechter een notulist is. Wat men vaak niet weet is dat de gerechtssecretaris een hoogwaardige ondersteunende rol binnen de rechtspraak vervult. Deze rol maakt momenteel een ontwikkeling door.

Er wordt in verband met rechterlijke krapte steeds meer gedelegeerd: een gerechtssecretaris bereidt de zaak voor de rechter voor en schrijft een conceptvonnis. Hij of zij neemt dus taken van de rechter over. Het is vreemd dat deze belangrijke ondersteunende functie nergens omschreven is. Inmiddels is er een projectgroep aangesteld die een functie­omschrijving van de gerechtssecretaris moet maken.

Interessant is de beschrijving van een gerechtssecretaris over hoe zij haar taken indeelt. Vaak speelt zij ook na de zitting, in de raadkamer, een rol. Benadrukt wordt dat het de rechter is die uiteindelijk oordeelt.

Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl

Meer over
Koopzondag

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer