Gevraagd: tegendraadsen
We hebben ze heel hard nodig: mensen die anno 2010 tegen de stroom van het huidige postmoderne levensgevoel in willen roeien. De tegendraadsen.
Zoals vorige week Rob Mutsaerts in het Nederlands Dagblad. Mutsaerts (52) was eerst pastoor in de buurt van Eindhoven, maar werd afgelopen zaterdag gewijd tot hulpbisschop van het bisdom Den Bosch.
Eerder al had de pastoor aan de bel getrokken over collega’s die zich te buiten gaan aan liturgische vrijheden en niet-katholieke opvattingen uitdragen. Aan de vooravond van zijn wijding sprak hij zich nog eens duidelijk uit over hoe hij de kerk ziet en over wat we van dienaars van de kerk mogen verwachten. Volgens Mutsaerts behoort een pastoor gewoon uit te dragen wat de kerk leert en moet hij de sacramenten vieren zoals de kerk het voorschrijft. „Een filiaalhouder van Albert Heijn houdt zich toch ook aan de winkelformule uit Zaandam? Anders is het: aanpassen of wegwezen.” Niet dat hij tegen eigentijdse vormen op zich is, „maar het raakt algauw aan de inhoud. Als alles begrijpelijk moet zijn in de kerk, dan klopt er iets niet. Er blijft een mysterie.”
Het gaat volgens Mutsaerts in de kerk uiteindelijk slechts om één ding: „het zielenheil van mensen, hun eeuwig leven. Dat is nogal wat. Dat moet je niet aan het toeval overlaten.” Zelf is hij er in zijn preken niet op uit om mensen te bevestigen. „Dan blijft de wereld zoals-ie is. De eerste woorden van Jezus in het Evangelie zijn: „Bekeert u!” Hij laat zien dat het anders kan. En Hij had het beste met de mensen voor. Dat heeft de kerk ook. Net zoals ouders grenzen stellen, gewoon omdat ze van hun kinderen houden.”
Het doet me aan prof. dr. A. van de Beek denken, de Amsterdamse tegendraadse theoloog, die de laatste tijd, rond zijn afscheidscollege aan de VU, weer het nodige te berde heeft gebracht in de pers.
Het tegendraadse gehalte was ook in zijn laatste pennenvrucht, ”Is God terug?”, weer erg hoog. Zomaar wat oneliners. „Je kunt met het geloof niet sjoemelen, net zo min als met de liefde. Je moet glashelder zijn.” Over de zonde: „Als het in de kerk niet meer over zonde gaat, kan het dan nog over genade gaan? Als het niet meer over zonde gaat, kunnen we het dan nog over God hebben? Dan gaat het in elk geval niet meer over deze God: Jezus Christus.” Over de avondmaalsviering: „Het is onvoorstelbaar dat er kerkelijke gemeenschappen zijn die eenmaal in de drie maanden een avondmaalsviering genoeg vinden. Eén keer in de drie maanden eten en drinken – wat een miezerig leven moet dat zijn. Kun je daarmee overleven? Geen wonder dat het kerkelijk leven er zo schraal uitziet.”
Dit soort taal, waarbij mensen bewust aan één kant van het bootje gaan hangen om tegenwicht te bieden aan het gevoelen van de massa, mag ik wel. Het makkelijke is dat je het met tegendraadsen niet helemaal eens hoeft te zijn om toch het punt dat ze willen maken volledig te onderschrijven.
Maar, tegendraadsheid mogen we niet overlaten aan een paar meer of minder bekende opinieleiders die van tijd tot tijd hun mond en pen roeren. We hebben veel meer dwarsliggers nodig. Mensen die niet met de massa meedeinen, maar ingaan tegen tendensen van vervlakking, verschraling en uitholling. Dat kun je op talloze terreinen toepassen. Ik noem er drie.
In de kerk: dat je niet met ieder hyperig voorstel meewaait, maar zoekt naar diepgang, beproefdheid en (vooral) waar het werkelijk op aankomt.
In de politiek: dat je niet koerst op oneliners van welbespraakte eenmansvliegen, maar doorvraagt naar diepere lagen, filosofieën en beginselen.
In de muziek: dat je je niet laat voeden met de hapklare snacks die populistische muzikanten lustig rondstrooien, maar dat je je smaakpapil afstemt op het verfijnde menu, de gezonde kost, de beproefde maaltijd.
De grote dwarsliggers zijn nodig. Maar tegelijk moeten we allemaal tegendraads durven te zijn.
Reageren? beeldenstorm@refdag.nl