Tragiek van een pleegkind
Er ligt, na vier jaar, weer een jeugdboek van Guurtje Leguijt in de schappen. Traditiegetrouw over een kind in een lastige situatie. Ze maakt het zichzelf niet gemakkelijk door het geheim van haar hoofdpersoon –hij is pleegkind– pas aan het slot van het boek te onthullen.
„En nog iets, jongens. Ik heb tegen hem gezegd dat ik niet wil hebben dat hij vertelt dat hij m’n pleegbroertje is en ik raad jullie aan het ook geheim te houden.” Jorn, hoofdpersoon in ”Rugzak” van Guurtje Leguijt, zet op een van de eerste bladzijden meteen de toon. Jorn schiet Lars niet te hulp als hij wordt gepest om zijn enorme rugtas, waarin hij een heel overlevingspakket meesjouwt. Sterker, Jorn wil het liefst dat niemand weet dat deze brugger zijn pleegbroer is.
Diverse websites, waaronder bol.com, prijzen het boek aan met de zin „Guurtje Leguijt op haar best!” Helaas: met haar vorige jeugdboek ”Vlucht” (2006) nog in het achterhoofd was het lezen van ”Rugzak” een teleurstelling. ”Vlucht” maakte indruk door de beklemming die het oproept. De ongepolijste, keiharde openingszin echoot nog na in mijn oren: „Mijn vader is dood en mijn moeder wordt langzaam gek.”
Leguijt, ook romanschrijver, laat mooi zien hoe tegenstrijdig Jorns gevoelens tegenover zijn pleegbroer zijn. Maar waarom Lars het zo moet ontgelden wordt niet goed duidelijk, zelfs niet bij de ontknoping aan het slot. ”Rugzak” –prachtige meerduidige titel– blijft aan de oppervlakte. Dat is te verklaren: Jorn laat nu eenmaal niet graag iemand in zijn hart kijken. Hij probeert angstvallig een –ook voor de lezer onbekend– geheim te verbergen. Maar het heeft als effect dat de hoofdpersoon gedurende het grootste deel van het boek te veel op afstand blijft.
Van meet af aan laat Leguijt doorschemeren dat er méér met hem aan de hand is. Daarmee bouwt ze heel mooi spanning op. Ze had die kunnen uitbouwen tot een geladenheid die het leespubliek bij de keel grijpt, maar dat is niet gebeurd. In plaats daarvan weeft ze een avontuur rond de oude, leegstaande chocoladefabriek door het hoofdthema heen, dat goedkopere spanning oplevert.
Jorn en zijn vrienden Koen en Esther skaten graag bij de fabriek. Als ze een verdachte auto tegenkomen is de interesse van vooral Esther en Koen gewekt. Jorns geheim komt pas aan het licht als het boek bijna ten einde is. Hij zit samen met Koen, Esther én Lars opgesloten in de oude fabriek, waar ze op onderzoek uitgingen. De overbodig gewaande spullen uit Lars’ rugzak –liniaal, zaklamp, zakmes, rubberhandschoen– blijken goed van pas te komen. Maar waarom sjouwt hij die spullen altijd mee? Lars onthult de tragiek van pleegkind-zijn: omdat ik „het gevoel had dat mijn rugzak het enige was wat altijd hetzelfde is.” Zijn openheid geeft Jorn het duwtje dat hij nodig heeft: voor het eerst in het boek wordt duidelijk dat ook hij pleegkind is.
Dankzij een bizarre truc met rotjes, ketchup en lichtflitsen weten de kinderen uiteindelijk te ontsnappen. Voor lezers die niet van een te zwaar verhaal houden, is het misschien wel ideaal: een boek waarin het probleem is verwerkt in een spannend avontuur. Van mij had Leguijt echter wat dieper mogen graven.
Desondanks, de slotpassage is prachtig. „Een politieagent houdt hem [Jorn] tegen. „Wat wil je?” (…) „Mag ik alstublieft die rugzak hebben? Die is van mijn broertje.”
Nieuwe zinnen die blijven echoën.