Nog vijf jaar om honger in de wereld te halveren
APELDOORN – In de aanloop naar de VN-antihongertop in New York, die maandag geopend wordt, klinkt wereldwijd opnieuw de oproep meer geld te geven aan hulp. Niet iedereen is echter overtuigd van de werking ervan.
Kort nadat de Canadees Robert Calderisi als hoogste vertegenwoordiger van de Wereldbank voor West-Afrika aangesteld was, ging hij op bezoek bij een toonaangevende zakenman in Ivoorkust. Om daar vervolgens bijna van zijn stoel te vallen van verbazing. „Wat weet u van onze regering dat wij niet weten?” wilde de zakenman van Calderisi weten. „Ik hoop dat u niet gelooft in de stoelendans die ze hier democratie noemen. Waarom leent u hun eigenlijk geld? Ik zou het zeker niet doen.”
Calderisi schrijft in zijn boek ”The trouble with Africa” dat hij de opmerkingen nooit meer is vergeten. In zijn decennialange carrière in ontwikkelingswerk is hij de zakenman steeds beter gaan begrijpen. Leningen en hulp via Afrikaanse regeringen leiden maar zelden tot resultaat, merkte hij. Sterker nog: het effect was eerder averechts en werkte enkel corruptie in de hand, ook aan de hulpkant. Zijn devies: geen directe hulp meer naar regeringen. Slechts voor vijf Afrikaanse landen wil hij nog een uitzondering maken: Ghana, Mali, Mozambique, Tanzania en Uganda.
Calderisi is niet de enige die de afgelopen jaren forse kritiek (de ondertitel van zijn boek luidt: ”Waarom buitenlandse hulp niet werkt”) heeft geleverd op de effectiviteit van hulp.
Nu er nog vijf jaar zijn te gaan voordat de zogenoemde millenniumdoelstellingen (MDG’s) bereikt moeten zijn, klinkt echter opnieuw de roep om meer geld te doneren aan de derde wereld. Zo riep VN-secretaris-generaal Ban Ki Moon de internationale gemeenschap vorige week op het komende jaar nog eens 26 miljard dollar (20 miljard euro) te steken in het bereiken van de gezondheidsdoelen, en nog eens 45 miljard (34 miljard euro) tot 2015.
Tegelijkertijd kwam ook de Britse Commissie voor Afrika onder leiding van de Britse oud-premier Tony Blair met de constatering dat Afrika „miljarden meer aan hulp” nodig heeft. En om niet meer te noemen, pleitte ook hulporganisatie Oxfam deze week voor jaarlijks „ten minste” 28 miljard euro aan extra hulpgelden ten behoeve van rurale ontwikkeling en voedsel.
Hoe bodemloos is de put? Volgens gegevens in het Millenniumdoelenrapport 2010 van de Verenigde Naties is er op veel punten sinds 1990 wel degelijk vooruitgang geboekt. Zeker in landen als China en India is er dankzij economische groei veel ten goede veranderd. Wereldwijd nam bovendien het aantal ondervoede kinderen af (met 5 procent) en daalde het sterftecijfer van kinderen onder de vijf jaar. Momenteel volgen meer kinderen onderwijs (plus 9 procent) dan in 1990 en hebben meer mensen toegang tot goede sanitaire voorzieningen (plus 9 procent).
De algehele constatering is echter dat de vooruitgang niet hard genoeg gaat om in 2015 alle millenniumdoelen te hebben behaald en dat met name Afrika onder de Sahara sterk achterblijft.
De Britse Commissie voor Afrika doet in zijn deze week verschenen rapport geen moeite dat te ontkennen, maar wijst ook op enkele lichtpuntjes. Zo wijst de commissie erop dat er van 2003 tot 2008 in Afrika sprake was van een „overweldigende economische groei” van gemiddeld 6 procent per jaar. Buitenlandse investeringen en de export verviervoudigden. Bovendien zitten er momenteel meer stabiele regeringen in Afrika dan vijf jaar terug.
Mooi nieuws, maar het overgrote deel van de bevolking merkt er niets van. „Sub-Sahara Afrika als geheel zal niet een van de millenniumdoelen op tijd behalen en de grote meerderheid van de Afrikanen heeft nog niet geprofiteerd van de economische groei van de afgelopen jaren”, constateert het rapport. Met name de ontwikkeling van de agrarische sector blijft ver achter.
De commissie, waarin ook Afrikanen zitting hebben, vraagt van ‘het noorden’ daarom meer hulp aan Afrika te bieden en „oneerlijke” handelsbelemmeringen uit de weg te ruimen, maar tegelijkertijd van de Afrikaanse regeringen een transparantere en meer verantwoordelijke houding.
Daar zit voor veel critici van projecten als de millenniumdoelstellingen een belangrijk pijnpunt. Iemand als Calderisi constateert in zijn boek dat de armoede in Afrika in feite „meer een westers thema is dan een Afrikaans.” Voor veel Afrikaanse leiders is armoede net zo natuurlijk als wind en regen, schrijft hij. Ze voelen zich derhalve niet geroepen er iets aan te doen en zien er geen kwaad in vooral zichzelf (al dan niet met hulpgelden) te verrijken.
De hulpgelden vanuit organisaties als de VN zullen echter op een of andere manier langs de regeringen blijven gaan. Nationale soevereiniteit is een heilige koe in ontwikkelingssamenwerking. In de ontwerpresolutie voor de komende VN-top in New York wordt het principe van ”national ownership” (de regering van het ontvangende land heeft de autoriteit over alle, dus ook van buiten gesubsidieerde, ontwikkelingsactiviteiten, MW) nog eens onderstreept en ook het Afrikarapport van Blair stelt dat „Afrikaanse overheden moeten beslissen hoe de fondsen worden besteed.”
Alle complicerende factoren ten spijt, blijven Ban Ki Moon en de zijnen echter geloven dat de doelstellingen in de komende vijf jaar kunnen worden behaald. „De deadline voor de doelen nadert snel, en veel landen blijven nog achter, zeker in Afrika”, erkende Ban Ki Moon vorige week op een persconferentie. „Onze wereld heeft echter de kennis en de middelen om de MDG’s te halen. Het is moeilijk en ambitieus, maar mogelijk.”
Millenniumdoelstellingen 2010
Armoede en honger gehalveerd ten opzichte van 1990.
Alle kinderen naar school.
Gelijke rechten voor mannen en vrouwen.
Twee derde minder kindersterfte.
Driekwart minder moedersterfte.
Verspreiding van ziektes als hiv/aids en malaria gestopt.
Meer mensen in duurzaam leefmilieu (toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen).
Mondiaal samenwerkingsverband voor eerlijke handel, schuldverlichting en mondiale hulp.