School moet discriminatie registreren
DEN HAAG – Met ingang van het schooljaar 2011-2012 moeten alle scholen agressie- en geweldsincidenten, waaronder rassen- en homodiscriminatie, verplicht registreren.
De Kamer zal daartoe een wetvoorstel ontvangen, waarschijnlijk komend najaar, zo staat in het actieprogramma ”Bestrijding van discriminatie” dat minister Hirsch Ballin gisteren naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Met het stuk komt Hirsch Ballin tegemoet aan een in juni door de voltallige Kamer gesteunde SGP-motie. Daarin werd hem gevraagd maatregelen te treffen om uitingen van Jodenhaat tegen te gaan. CU-kamerlid Voordewind drong in een aparte motie aan op een afzonderlijke registratie van meldingen van antisemitisme door politie en justitie, zodat kan worden nagegaan of er sprake is van een groeiend fenomeen.
In zijn gisteren verstuurde actieprogramma erkent Hirsch Ballin dat politie en justitie voor een eenduidige registratie nog „de nodige verbeterstappen” moeten zetten, overigens zonder concrete toezeggingen te doen. Een eerder gestart project ter verbetering van de politieregistratie van discriminatie zal „versneld” worden afgerond, is alles wat er in het programma staat.
Net als in juni toont Hirsch Ballin zich ook in het stuk opnieuw geen voorstander van de inzet van lokagenten. Er is een wettelijke basis, maar gelet op de al bestaande opsporingsmethoden, ligt deze werkwijze aldus Hirsch Ballin „niet voor de hand.”
Het CIDI waardeert de inspanningen van Hirsch Ballin, maar is „teleurgesteld” over het eindresultaat, aldus directeur Naftaniel gisteren. „Het is duidelijk dat de minister niet buiten de al bestaande kaders wilde gaan. Onze indruk is dat hij heeft geïnventariseerd welke clubs zich nu al met antidiscriminatie bezighouden en in dit actieprogramma het bestrijden van anti-semitisme toevoegt aan hun takenpakket. De vrees van de SGP dat er in plaats van een specifiek antisemitismeprogramma een breed antidiscriminatieverhaal zou komen, wordt zodoende alsnog bewaarheid. Helaas”, aldus Naftaniel gisteren.
De minister onderkent de aard van het antisemitisme onvoldoende, stelt Naftaniel. „Van discriminatie is sprake wanneer minderheden op xenofobe wijze worden bejegend. Antisemitisme gaat verder. Dat is Jodendiscriminatie door minderheden, die discrimineren op grond van persoonlijke onlustgevoelens, waarbij Joden als zondebok voor alles worden gezien. Dit bijzondere karakter rechtvaardigt bijzondere opsporingsmiddelen, zoals lokagenten, die ook nog eens broodnodig zijn om mensen ervan te overtuigen dat aangifte doen zin heeft. Het is spijtig dat de minister dit, hoewel deze zaak overduidelijk zijn hart heeft, anders ziet.”