Roman Els Florijn: Weerloos tussen wolven
„Ik heb Elly Frank een stem willen geven.” Els Florijn schreef haar derde roman naar aanleiding van het waar gebeurde verhaal van een Joods meisje uit Lienden dat in Auschwitz werd omgebracht. „Een kind uit duizenden dat voor mij een gezicht en een naam heeft gekregen.”
De ouders van Elly, Jacoba en Hartog Frank, en haar stiefzus doken in 1942 onder. De kleine Elly lieten ze achter bij de huishoudster, omdat zij hen anders zou kunnen verraden. In het voorwoord laat Florijn de feiten met een beklemmende nuchterheid spreken: „Elly Frank werd, vier jaar oud, in 1942 door de burgemeester van Lienden aangegeven bij de SD. Nog geen anderhalve week nadat ze met de huishoudster was meegegaan, werd ze door de veldwachter van Lienden in Den Haag afgeleverd – alleen. Zij is met het eerstvolgende transport richting Westerbork gegaan en vandaar naar Auschwitz. Daar is ze onmiddellijk na aankomst vergast.”
Florijn hoorde het verhaal van Elly Frank van kennissen in Lienden. Ze raakte er gefascineerd door en besloot uit te zoeken wat er met het meisje was gebeurd. Nadat ze de documentaire ”De andere familie Frank” van de VPRO had gezien, besloot ze een roman over het lot van Elly en haar familie te schrijven: ”Het meisje dat verdween”.
In het voorwoord benadrukt u dat de roman grotendeels fictief is. Waarom heeft u hiervoor gekozen?
„De huishoudster, Judith van Schaik-van den Berg, en Elly’s stiefzus, Liesbeth Ikink-Dasberg, leven beiden nog. In de VPRO-documentaire vertellen zij hun verhaal. Ik wilde over Elly schrijven, over wat zij heeft meegemaakt. Maar eigenlijk weten we vrijwel niets meer van haar, hoe ze werkelijk was. Ik moest mijn toevlucht dus wel nemen tot fictie. De hoofdlijnen van het verhaal kloppen, maar verder heb ik mijn eigen verhaal geschreven, met verzonnen personages, verzonnen gebeurtenissen en mijn eigen interpretatie. Elly is een van de duizenden kleine kinderen die in Auschwitz zijn vergast. Deze roman heb ik ter nagedachtenis aan hen geschreven.”
Het is onvoorstelbaar dat de nazi’s zich zelfs aan weerloze kinderen vergrepen.
„Dat hebben de ouders van Elly ook niet kunnen bevroeden. Vader Frank was een tamelijk welgestelde ondernemer uit Lienden. Hij besefte al in een vroeg stadium dat er voor Joden een uiterst slechte tijd aanbrak. In 1942 besloot hij met zijn vrouw en stiefdochter onder te duiken, maar Elly kon niet mee, omdat ze te klein was. Hartog en Jacoba Frank konden zich niet voorstellen dat de Duitsers dit kleine meisje iets zouden aandoen. Ze hadden het beste met hun kind voor. Het is daarom zo schrijnend dat hun besluit zo desastreus uitpakte.”
Het moet confronterend zijn om je in zo’n aangrijpend verhaal in te leven.
„Hoe meer je je erin verdiept, hoe minder je je kunt voorstellen dat zulke dingen werkelijk gebeurden. Vooral schokkend vond ik dat de uitroeiing van het Joodse volk gewoon aan vergadertafels werd besproken. Bewust heb ik een citaat van de gouverneur-generaal van Polen, Hans Frank, in het boek opgenomen. Hij zei: „Mijne heren, ik moet u verzoeken, zich te behoeden voor alle overwegingen van medelijden. (…) Men kan opvattingen, die vroeger golden, niet overbrengen op dergelijke gigantische, unieke gebeurtenissen. In ieder geval moeten wij een andere manier vinden om het doel te bereiken. Wij kunnen deze miljoenen Joden niet fusilleren. Wij kunnen ze niet vergiftigen, maar wij zullen toch maatregelen kunnen nemen, die op de een of andere manier tot vernietiging zullen leiden.” Zoiets houd je niet voor mogelijk. Aan de andere kant is het zo dat het kwaad in ieder mens zit. Hij heeft wel een mooi vernislaagje van beschaving, maar wat gebeurt er als hij ongelimiteerde macht over anderen krijgt? Waartoe zouden wij zelf in staat zijn? En laten we niet vergeten dat de meeste mensen dit alles hebben laten gebeuren zonder in actie te komen. Door het verhaal van Elly is het vraagstuk van het lijden voor mij heel dichtbij gekomen. Wat toen gebeurde, kan ook nu weer gebeuren. Het gevaar voor herhaling is reëler dan we denken.”
De mens blijft verantwoordelijk voor zijn daden.
„Het gaat hier over een van de verschrikkelijkste gebeurtenissen uit de geschiedenis. Ik heb veel gelezen over de Tweede Wereldoorlog, maar dat de vernietiging van Joden op zo grote schaal en zó vooropgezet gebeurde, had ik mij nooit gerealiseerd. Ik heb één klein stukje van deze inktzwarte geschiedenis dichterbij willen brengen. Het voelde alsof ik dit verhaal aangereikt kreeg; ik moest er iets mee doen. Ik heb Elly een stem willen geven; deze roman is een protest tegen het onrecht dat haar en duizenden anderen is aangedaan. Burgemeester Kamp van Lienden heeft Elly verraden en in feite de dood ingejaagd. Hij had anders kunnen handelen zonder zichzelf in moeilijkheden te brengen. Het is dan ook verbijsterend dat hij na de oorlog weer gewoon, zonder openbare berisping, in zijn functie kon terugkeren. En denk je eens in: de veldwachter die Elly naar Den Haag bracht was de vader van haar beste vriendinnetje.”
Het korte leven van Elly eindigt in de gaskamer. Waar was God op dat moment?
„Dat weet ik niet. Als het gaat om Gods handelen, kijken wij altijd naar de onderkant van een borduurwerk en zien alleen onontwarbare knopen en draden. Maar we mogen niet vergeten dat aan het kwaad in de wereld menselijke schuld ten grondslag ligt. De dochter van de Amerikaanse evangelist Billy Graham kreeg dezelfde vraag naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september 2001. Ze zei: „We hebben God overal geweerd, van scholen, overheidsinstellingen enzovoort. En nu vragen we opeens waar God is.” Natuurlijk is het niet mogelijk om op die manier het individuele lijden van mensen te verklaren, maar de diepste oorzaak ligt wel bij ons verlaten van God.”
Heeft u als christelijke schrijver ook iets van hoop willen bieden?
„Ik heb het verhaal niet helemaal zwart willen laten zijn. We weten niet hoe het Elly vergaan is nadat ze was weggehaald bij de huishoudster. Maar ik kan mij niet voorstellen dat niemand zich over haar heeft ontfermd. Ik kan niet geloven dat ze volstrekt eenzaam is gestorven. Daarom is er in mijn boek een vrouw die zich om haar bekommert en haar bij de hand neemt. En daarom bidt ze op het allerlaatste moment naar gewoonte het Joodse kindergebedje: „Heer der wereld, in Uw handen beveel ik mijn geest, wanneer ik slapen ga en wakker word.”
U gebruikt ergens het beeld van twee lammetjes, waarvan de moeder de ene niet lijkt te accepteren…
„Dat heb ik zelf meegemaakt in Rhenen. De schapenhouder liet me toen het buikje van een kennelijk verstoten lammetje voelen. Toen bleek dat het toch genoeg te drinken had gekregen. Wij weten niet wat Gods bedoeling is met ons leven en waarom Hij dingen laat gebeuren die we niet begrijpen. De stiefzus van Ditte, zoals Elly in mijn boek heet, bereikt uiteindelijk iets van acceptatie, ook al krijgt ze geen antwoord op de waaromvraag. „Laat me alstublieft weten dat U Zelf zich over haar ontfermd hebt, dat Uw Hand over haar was”, bidt ze. Op de Joodse begraafplaats legt ze ten slotte ook voor haar een steentje neer: ze kan Ditte herdenken, ze kan wat er met haar gebeurd is een plaats geven, in het vertrouwen dat God er een doel mee had.”
”Het meisje dat verdween” wordt op woensdagavond gepresenteerd in de rooms-katholieke kerk in Beneden-Leeuwen, Zandstraat 77. Aanvang 19.45 uur.
Op 25 september spreekt Els Florijn op de Lees- en Luisterbeurs in Ede over haar roman.