OPEC viert gouden jubileum
UTRECHT (IPS) – De leden van de OPEC, de Organisatie van Olieproducerende Landen, zijn in opperbeste stemming. Niet alleen omdat ze dinsdag hun gouden jubileum vieren, maar ook omdat ze een gouden toekomst tegemoet gaan. Als de wereld niet massaal overstapt op duurzame energie.
Op de laatste jaren kijkt de OPEC met gemengde gevoelens terug. Door onvoldoende investeringen slaagde het kartel, dat exact vijftig jaar geleden werd opgericht door Iran, Irak, Koeweit, Saudi-Arabië en Venezuela om de gezamenlijke belangen te verdedigen tegenover de consumentenlanden, er niet in om aan de vraag te voldoen. Daardoor lukte het maar zelden om de rol van prijszetter te spelen.
De tijd werkt echter in het voordeel van de OPEC-landen. Op dit moment leveren zij 40 procent van de 86 miljoen vaten per dag die de wereld opslurpt, maar volgens de OPEC zelf is maar liefst 80 procent van de conventionele olie op aarde te vinden onder OPEC-grond, vooral in Saudi-Arabië en de andere Golfstaten. Dat is een prachtige goudmijn, want aangezien er elders niet zo veel meer wordt bijgevonden en de wereldwijde vraag naar olie na de recessie weer aan het stijgen is, liggen de voorraden heel geduldig meer en meer waard te worden.
De wereld wordt dus steeds meer afhankelijk van de OPEC. Helaas bevinden zich onder de leden (naast de vijf oprichters tegenwoordig ook Algerije, Angola, Ecuador, Libië, Nigeria, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten) niet de liefste jongetjes van de klas. Een groot deel van deze landen wordt ondemocratisch bestuurd en staat niet bekend om respect voor de mensenrechten. Zij krijgen steeds meer te zeggen op het geopolitieke toneel.
Wederzijds belang
Eurocommissaris voor Energie, Günther Oettinger, maakt zich echter geen zorgen. „Wij zien het niet als afhankelijkheid”, zegt zijn woordvoerster Marlene Holzner, „maar als wederzijds belang. Die landen nemen weer andere producten af uit de EU, zoals vliegtuigen. Er is een commerciële balans, en bovendien is de OPEC een stabiele, betrouwbare partner.”
Volgens Holzner importeerde de EU in 2009 34,7 procent van de olie uit OPEC-landen. „Dat was in 2007 34,4 procent. Ik zie geen grote verschuiving.”
En wat betreft de lange termijn, dat is koffiedik kijken. „Dan is de situatie weer zo anders. We zijn heel hard bezig met energiebesparing en het overstappen op hernieuwbare bronnen. We willen dat onze economie in 2050 niet meer vooral op fossiele brandstoffen is gebaseerd.”
„Tja, dat is ook wat ik hoop”, reageert Lucia van Geuns, energiedeskundige bij het Nederlandse instituut Clingendael. „Maar als we eerlijk zijn: de winst zit ’m vooral in elektriciteitscentrales, die ook op alternatieve energiebronnen kunnen draaien. De transportsector daarentegen is nog steeds gebaseerd op olie. Zeventig procent van alle olie gaat naar transport. Als we dat willen verminderen, moeten we wel een heel snelle transitie naar de elektrische auto maken.”
Bij ongewijzigd beleid zal de macht van de OPEC onherroepelijk toenemen, zegt ook Michael Klare, Amerikaans conflictdeskundige, directielid van Human Rights Watch en bekend van de voorspelling dat de enorme vraag naar olie voor een nieuwe Koude Oorlog zal zorgen. „In het verleden hadden ze weinig te zeggen, maar het is nu al aan het veranderen. Het is tekenend dat China dit jaar de grootste afnemer werd van olie uit Saudi-Arabië.”
Paul Aarts, Midden-Oostendeskundige aan de Universiteit van Amsterdam, wil wel het beeld nuanceren van de OPEC als kartel dat de wereld in zijn greep heeft. „Het zijn individualisten die elkaar continu bedriegen. Ze hebben nog nooit echt de prijs kunnen bepalen. Voor hun overleven zijn ze bovendien afhankelijk van de militaire paraplu van de Verenigde Staten, vooral de Arabische leden. In werkelijkheid zijn ze doodsbenauwd dat de vraag terugloopt.”
Dat klopt, zegt Van Geuns. „Er zijn wel haviken binnen de OPEC, zoals Iran en Venezuela, die de olie op korte termijn zo duur mogelijk willen verkopen om hun politieke hobby’s te betalen. De grote producenten, Saudi-Arabië voorop, weten echter dat ze helemaal niet gebaat zijn bij dure olie. Ze hebben liever een stabiele olieprijs, niet te hoog en niet te laag, zodat de huidige vraag naar olie nog lange tijd blijft bestaan en er geen recessie ontstaat.”
Alternatieven
Bovendien zou een hoge olieprijs het veel te aantrekkelijk maken om in andere energiebronnen te investeren. Daarom hielden ze hun hart vast toen de olieprijs in de periode tot 2008 tot ongekende hoogten steeg. „Ik had gehoopt dat dit een boost zou zijn voor duurzame energie”, bekent Klare, „maar dat liep helaas anders. Oliebedrijven zijn vooral in de onconventionele oliewinning gestapt. Ze zijn gaan investeren in de Canadese teerzanden, in de Arctische Zee, in de diepe Golf van Mexico, met enorme milieurisico’s.”
Dit is overigens niet alleen te wijten aan de hoge olieprijs, maar ook aan groeiende macht van de nationale oliebedrijven in de OPEC-landen. „Saudi Aramco sluit bijvoorbeeld steeds meer allianties met grote consumenten, zoals Chinese olieraffinaderijen. Ze worden onder in de keten veel sterker. Voor internationale oliebedrijven is steeds minder ruimte. Zij zullen, als wij evenveel olie blijven gebruiken, steeds meer de ecologische grenzen gaan opzoeken.”
Voor het milieu, voor het klimaat, voor de mensenrechten en voor de vrede zou het beter zijn als we zo snel mogelijk minder olie gaan gebruiken. „Natuurlijk”, zegt Van Geuns, „maar daar moeten we de OPEC wel positief bij betrekken. Het is niet meer dan logisch dat zij een duurzame transitie als bedreiging zien. We moeten hun duidelijk maken: wat krijgen zij ervoor terug? Wij moeten hen gaan helpen om alternatieve inkomsten te creëren.”
Dat zou ook ten goede komen aan die mensen in de OPEC-landen die nooit een cent van de oliedollars hebben gezien, zoals de vele Saudi’s die werkloos thuis zitten en de Nigerianen die onder de armoedegrens leven.
Maar of de olieprinsen en de partijbonzen het daar over zullen hebben, als ze binnenkort het glas heffen op het jubileumgala in Wenen, onder begeleiding van het Qatar Philharmonic Orchestra? Dat kunnen we alleen maar hopen.