Eis: Acht jaar cel voor moord op zoon
De 36-jarige R. van L. uit Veenendaal, die eind 2001 haar 15-jarige zoon om het leven heeft gebracht in haar toenmalige woning in Bunnik, heeft dinsdag in hoger beroep acht jaar cel horen eisen. „Mijn zoon is nu gelukkig. Dat klinkt misschien stom, maar zo voel ik het”, reageerde de vrouw.
De moeder mengde op 22 november 2002 een grote hoeveelheid medicijnen door het eten van haar zoon. De dag erna lag de jongen ziek op bed en verstikte de vrouw hem door een kussen in zijn gezicht te drukken.
De 36-jarige werd in juli vorig jaar door de rechtbank in Utrecht veroordeeld tot acht jaar cel en tbs met dwangverpleging. Een opvallende uitspraak, want niet alleen had de officier van justitie een lagere celstraf geëist, het Pieter Baan Centrum achtte tbs niet noodzakelijk. De kans op herhaling was volgens de onderzoekers minimaal.
De Veenendaalse ging dan ook in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Op verzoek van de verdediging kwam er daarvoor een nieuw psychologisch onderzoek. Daaruit concludeerden de onderzoekers dat de vrouw sterk verminderd toerekeningsvatbaar is en snel psychologische hulp moet krijgen. Een reële kans op herhaling is er niet, zo blijkt ook uit het nieuwe onderzoek.
De 36-jarige is zwaar depressief. Ze bracht haar zoon om het leven uit angst dat hij alleen achter zou blijven wanneer zij zelfmoord zou plegen. „Al een paar maanden speelde het idee om er een einde aan te maken door mijn hoofd, maar ik wilde mijn zoon niet alleen achterlaten. Ik probeerde nog oplossingen te vinden, maar ik wilde niet dat hij bij familie of vrienden zou komen. Dan zou hij van school moeten en stoppen met voetbal, dat kon ik hem gewoon niet aandoen”, vertelde de vrouw bij het hof.
Ze zei spijt te hebben van de manier waarop ze haar zoon vermoordde, maar niet van de uitkomst. „Ik weet dat hij nu gelukkig is.” Op de vraag van een van de rechters wat de vrouw zou doen als ze ooit weer uit de gevangenis komt, antwoordde ze: „Dan spring ik van een brug en ga ik naar mijn zoon toe.”
De advocaat-generaal vond dat er sprake was van moord met voorbedachten rade. De vrouw wist precies wat ze deed en ze had tussen het toedienen van de pillen en de verstikking een dag later nog tijd genoeg gehad om tot bezinning te komen.
De raadsman van de 36-jarige vond dat er niet snel genoeg met de psychische begeleiding kan worden begonnen. Hij verzocht het hof zijn cliënt vrij te spreken van moord en de op te leggen celstraf gelijk te stellen aan de tijd dat de vrouw in voorarrest heeft gezeten.
Het hof doet op 6 mei uitspraak.