Zomerconferentie GG: Woord heeft laatste woord
GOUDA – Wat je als student nodig hebt, aldus ds. D. de Wit, is de houding die Gisbertus Voetius uitdroeg. „Wetenschap beoefenen zonder Gods Woord kan niet. Open daarom het Woord, ’s morgens en ’s avonds. Dát heeft het eerste en het laatste woord.”
Ds. De Wit hield vrijdagavond de hoofdlezing op de jaarlijkse zomerconferentie georganiseerd door het deputaatschap voor studerenden van de Gereformeerde Gemeenten. Thema van de bijeenkomst, in Gouda. was deze keer ”Christenstudent in universiteit en stad”.
De predikant te Rijssen-West sprak over ”Geloof en wetenschap”. Hij begon met Gisbertus Voetius (1589-1676), die zijn professoraat aan de Illustere School in Utrecht in 1634 aanvaardde met een rede waarin hij stelde dat kennis samen behoort te gaan met godzaligheid.
Ds. De Wit: „De vakken stonden toen in dienst van de theologie. In de tijd van de verlichting, en met de opkomst van de natuurwetenschappen, wilden de mensen dit –in hun ogen onmondige– tijdperk verlaten. Zij wilden zich van hun eigen verstand bedienen, zonder leiding van een ander. Er kwam een wetenschap zonder God. Eigenlijk werd de wetenschap god.”
Ds. De Wit merkte op dat studenten deze ontwikkeling eigenlijk in korte tijd meemaken. „Thuis heb je gehoord dat Gods Woord de waarheid is. Wanneer je de wetenschap binnenstapt, ga je een gebied binnen waar deze waarheid is verlaten. Je hebt daarom de houding nodig die Voetius uitdroeg. Ga ook niet mee met de gedachte dat de geloofstaal anders is of mag zijn dan de taal van de wetenschap.”
„Wedergeboorte is ten diepste noodzakelijk om als een klein kind in de grote schepping van God te wandelen”, aldus de Rijssense predikant. „Dan kijk je zo anders aan tegen dat wat je door middel van de wetenschap leert. Dan is het: „Ik geloof in God, de Vader, de almachtige, Schepper des hemels en der aarde.””
Hij vroeg de studenten verder bescheiden te blijven. „Weet dat je op doorreis bent naar de ontmoeting met de Heere. Als dat wordt geleerd, ligt de timmerman samen met de professor op de knieën met het gebed: „O God, wees mij zondaar genadig.”
Behalve de lezing waren er vrijdagavond vijf workshops, over de sociale wetenschappen (prof. dr. A. Aleman), natuurwetenschappen (dr. H. J. Dannenberg), medische wetenschappen (dr. H. J. Agteresch), economische en juridische wetenschappen (prof. dr. E. Dijkgraaf en prof. mr. dr. W. A. Zondag) en letteren en literatuur (drs. M. Verhoeve-Meeuse).
Louterend
”Student en stad” luidde het thema van het referaat dat L. Nieuwenhuyzen MSc zaterdagmorgen hield. De oud-student aan de Technische Universiteit Eindhoven stelde vast dat het beeld van de „boze stad” met zijn zondige verleidingen diep geworteld is in de Gereformeerde Gemeenten. Betrekkelijk weinig leden wonen in (grote) steden. Zelf is hij afkomstig uit Krabbendijke, maar woont nu in Dordrecht.
Als studenten vanuit hun vertrouwde omgeving naar de stad gaan, heeft dat echter gevaren in zich, maar ook kansen, zei Nieuwenhuyzen. „In de stad word je gedwongen om keuzes te maken, bijvoorbeeld om wel of niet naar de kerk te gaan of om ’s avonds laat te gaan borrelen. Het kan louterend zijn. Je wordt gedwongen om te kijken wie je echt bent.”
In contacten met medestudenten kan apologetiek, de verdediging van het christelijk geloof, nuttig zijn om te laten zien dat christenen geen domme mensen zijn. „Maar verwacht er niet te veel van. Contacten met medestudenten beginnen niet met apologetiek en eindigen er ook niet mee. Het gaat om relaties.”
Huisbezoek
Belangrijk voor studenten is het volgens hem om mee te leven met hun kerkelijke gemeente, om iets terug te vinden van de vanzelfsprekendheid van het christelijke leven. Nieuwenhuyzen vindt het een verantwoordelijkheid van de studenten zelf om in een eventuele nieuwe gemeente contacten te leggen, bijvoorbeeld rond huisbezoek. „Maar het is de verantwoordelijkheid van de kerkelijke gemeente om studenten niet aan hun lot over te laten en bijvoorbeeld een aantal keren per jaar een bijeenkomst met hen te hebben.”
De oud-student raadde de studenten aan om lid te worden van een studentenvereniging om sociale contacten te leggen met studenten uit de volle breedte van de gereformeerde gezindte. „Het is waardevol om elkaar te leren kennen en waarderen. Daarnaast geven studentenverenigingen structuur en discipline aan het studentenleven en bieden ze een goede vorming voor later.”