Weerzinwekkend onderkruipsel
Ten minste 1357 spoelwormen droeg het arme paard met zich mee. Op het eerste gezicht een flinke pot spaghetti. Bij nader inzien een kluwen die zomaar een darmafsluiting kan veroorzaken, met de dood als gevolg.
Wie de tentoonstelling ”Parasieten! Slinkse gluiperds” in het Natuurhistorisch Museum Maastricht bezoekt, kan maar beter beschikken over een sterke maag. Spaghetti, tagliatelle, gatenkaas: de associatie met eten dringt zich meerdere malen op. Terwijl het toch echt gaat om spoelwormen, lintwormen en een door blaaswormen aangetaste lever, zonder uitzondering op sterk water. Slik.
Toch is gruwelen zeker niet de hoofdreden van conservator biologie Paul Beuk om de tentoonstelling samen te stellen. Wie doorbijt, krijgt een schat aan informatie aangereikt over slimme, slinkse en soms ronduit gemene manieren waarop parasieten voedsel van hun gastheer aftroggelen.
Mee-eten, dat is wat de meeste parasieten doen. Al zijn er ook die wel wat hulp bij voortplanting en opvoeding kunnen gebruiken – denk aan de koekoek. Vaak zijn de ongemakken die de gastheer moet ondergaan minimaal. Daar is de parasiet ook bij gebaat. Bezwijkt de gastheer, dan ziet het er meestal ook voor de gast slecht uit.
Spoelwormen zijn wat dat betreft –ook bij de mens– de kwaadste niet. Met wat vocht en voedingsstoffen zijn ze meer dan tevreden. Overlast veroorzaken ze pas als ze in schrikbarende aantallen voorkomen. Zoals bij het paard, waarvan de complete darmlast nu in Maastricht in de schijnwerpers staat.
Ook de mens zij gewaarschuwd. De gatenkaaslever in pot is weliswaar van een rund, maar ook wij kunnen het slachtoffer worden van de kleine hondenlintworm. Of, minstens zo vervelend, de vossenlintworm. Beuk: „Gelukkig komt hij niet veel voor, maar in Limburg zijn een paar gevallen bekend van mensen die bij de dokter terechtkomen met een aangetaste lever. Een infectie is goed te bestrijden, maar door de vage klachten wel moeilijk te herkennen.”
Een besmetting is sneller opgelopen dan gedacht. Wie het tijdens een boswandeling niet kan laten wat bramen of bosbessen ongewassen naar binnen te werken, kan zomaar een spoortje vossenontlasting binnenkrijgen. Met daarin een aantal microscopisch kleine eitjes, die in het lichaam uitkomen.
Van vossenlintwormen zul je geen last krijgen, maar wel van de larve. Dit tussenstadium vestigt zich als blaasworm in lever of longen. De larve kapselt zich in, wat in eerste instantie leidt tot allerlei vage klachten. De cyste groeit gestaag door en kan –als hij niet tijdig operatief wordt verwijderd– onherstelbare weefselschade veroorzaken.
Wie liever niet wordt geconfronteerd met alles wat op en in onze huid en darmen kan krioelen, kan terecht bij levensvormen waar we ons minder mee verbonden voelen. Walvissen bijvoorbeeld, die net als de mens flink onder de luis kunnen zitten. Aan walvissen is alles een paar maatjes groter, dus ook de luis. De enkele centimeters grote kreeftjes nestelen zich in diepe huidplooien. Ze leven voornamelijk van huidresten, maar deinzen er niet voor terug om de huid te beschadigen en onderliggend weefsel op te peuzelen.
Lintwormen gaan het enorme zeezoogdier ook niet voorbij. Ze zijn van respectabele lengte. Het Maastrichtse museum heeft geen exemplaar op sterk water kunnen bemachtigen, maar het tientallen meters lange stuk touw dat aan de muur hangt, geeft toch een indruk van de enorme afmetingen van de darmparasiet.
Zie vooral het muggendeel van de expositie niet over het hoofd. Klein van opzet, maar achter de nauwelijks zichtbare insecten gaan onmetelijk grote problemen schuil. Onzichtbaar dragen ze de venijnigste parasieten die de natuur rijk is, met zich mee. Malaria, bijvoorbeeld, een parasiet die ieder jaar honderden miljoenen mensen ziek maakt en vooral onder kleine kinderen slachtoffers maakt. Dat is pas gruwelijk.
De tentoonstelling ”Parasieten! Slinkse gluiperds” is tot en met zaterdag 6 november te zien in het Natuurhistorisch Museum Maastricht. www.nhmmaastricht.nl
Maretak in appelboom
Het is maar goed dat conservator Paul Beuk een eindje meeloopt, de heemtuin van het eeuwenoude museumgebouw in. Ergens in een hoek staat een vrijwel onherkenbaar appelboompje, bedolven onder de maretak. Her en der steekt een oorspronkelijke tak uit het groen, de rest is parasiet.
De ontmoeting met de appelboom maakt in één klap duidelijk dat niet alleen mens en dier onder ongewenst bezoek gebukt kunnen gaan. Ongetwijfeld heeft hij veel bezoek gehad van vogels die elders maretakbessen hebben gegeten. Beuk: „Vogels vegen na het eten hun snavel af aan een boomtak om van de daaraan vastgeplakte kleverige zaden af te komen. Met alle gevolgen van dien.”
Een maretak is overigens een halfparasiet, doceert de gedreven bioloog. „Hij heeft zelf bladeren met bladgroen, dus voor een deel van zijn voeding zorgt hij zelf. Het is hem vooral om vocht te doen. Veel last hebben bomen er overigens niet van. Hooguit tijdens storm, of een droge periode.”
De maretak wordt vaak in één adem genoemd met de heksenbezem, maar toch gaat het hier om iets anders. De woekering van takken, die vooral in de berken voorkomt, is een vergroeiing van de boom zelf. Oorzaak is een schimmel of een bacterie.