Keizer Hadrianus, de goede Nero
De Romeinse keizer Hadrianus had een hoge werkdruk. Toen hij op een van zijn vele reizen door het rijk aangeklampt werd door een vrouw, die hem een verzoek deed, zei hij kortaf: „Ik heb geen tijd”, waarop de vrouw reageerde: „Nou, treed dan af!” De keizer streek de hand over het hart en hoorde de vrouw aan.
Op de omslag van Anthony Everitts biografie van Hadrianus prijkt als subtitel ”De rusteloze keizer”. Het is een veelzeggende samenvatting van de ruim twintig jaar waarin Hadrianus de scepter voerde over het gigantische imperium dat het Romeinse Rijk in de tweede eeuw was. De rust en stabiliteit die deze periode kenmerkten, weerhielden de keizer er niet van om regelmatig reizen te ondernemen naar de provincies.
Een favoriete bestemming was Griekenland. Al in zijn jeugd had Hadrianus een liefde opgevat voor alles wat Grieks is: poëzie, filosofie, architectuur en inwijdingsrituelen. Waar hij ook kwam, overal werden bouwprojecten gestart en festivals nieuw leven ingeblazen. In Rome liet hij het Pantheon herbouwen en werd een nieuw mausoleum aangelegd, nu bekend als de ”Engelenburcht”. Buiten Rome (bij het huidige Tivoli) verrees zijn beroemde villacomplex, dat niet alleen diende als werkplek maar ook de allure van vakantieoord uitstraalde.
Het duurt zo’n 200 pagina’s voordat Hadrianus de troon bestijgt en zodoende krijgt de lezer een grondig beeld van het Romeinse rijk onder Vespasianus, Titus, Domitianus, Nerva en Trajanus. De laatste was een oorlogszuchtige krijgsheer, die succesvolle expedities had ondernomen tegen de Parthen in het Nabije Oosten en de Daciërs in het huidige Roemenië.
Hadrianus brak met dit tijdperk van eindeloze expansie en richtte zich op een effectieve verdediging van de bestaande grenzen. Zo liet hij in Germanië een houten palissade oprichten van maar liefst 560 kilometer lengte en verrees in Brittannië een muur waarvan een groot deel nog in goede staat verkeert en veel toeristen trekt.
Hadrianus was een raadselachtige figuur, zowel voor zijn tijdgenoten als voor hen die in later tijd zijn leven hebben bestudeerd. Antieke bronnen bestempelen zijn karakter als prikkelbaar en zelfingenomen. Zijn leraren vonden hem een brallerige kletskous en een wijsneus. Vrienden kon hij zomaar laten vallen.
Wederzijdse afkeer was het enige wat Hadrianus gemeen had met zijn vrouw. Zijn reputatie liep schade op door een liefdesrelatie die hij onderhield met de jonge Bithyniër Antinoüs. Toen deze onder mysterieuze omstandigheden in de Nijl verdronk, besloot de keizer dat Antinoüs vergoddelijkt moest worden. De cultus die zich hierna verspreidde werd zo populair dat de kerkvader Origenes verzuchtte dat „hem bijna zoveel eer bewezen wordt als wij aan Jezus bewijzen.”
Voor christenen was Hadrianus’ regeringsperiode overigens een verademing na het schrikbewind van Domitianus en de aanklachten tegen vermeende misdrijven als kannibalisme onder Trajanus. Hadrianus vervolgde de christenen niet voor het feit dat zij christenen waren. Sterker nog, hij wond zich juist op over hun critici: „Als iemand een van deze mensen aanklaagt uit pure kwaadwilligheid, moet u hem strenger straffen, in verhouding tot zijn slechtheid.”
Tegenover Joden was Hadrianus minder tolerant. In het jaar 130 vond Hadrianus het tijd worden om van het opstandige Judea een gewone provincie te maken en van Jeruzalem een Romeinse stad met Griekssprekende inwoners. Hij verbood de besnijdenis en gaf opdracht tot de herbouw van het door Titus verwoeste Jeruzalem en tot de bouw van een tempel voor Jupiter op de resten van de oude tempel.
Dit zette zo veel kwaad bloed bij de Joden dat zij een guerrilla voorbereidden tegen de Romeinse bezetting. In 132 brak onder leiding van Bar Kochba de opstand uit. De Romeinen hadden hun handen vol aan het bestrijden van hun tegenstanders. Op een gegeven moment brachten zij in totaal twaalf of dertien legioenen op de been.
Toen het verzet eindelijk gebroken was besloot Hadrianus het Joodse volk geheel uit te roeien. Hij gaf Jeruzalem een andere naam en verving de naam Judea door het nieuw verzonnen Palestina. Alle Joden werd de toegang tot de eigen hoofdstad ontzegd.
De doorgewinterde veldheer, de briljante bestuurder, de kunstzinnige reiziger en de vredelievende vorst bleek aan het einde van zijn rusteloze bestaan ook een meedogenloze opportunist te zijn. Een van de bronnen verwoordt het treffend: Hadrianus was een goede Nero.
Hadrianus. De rusteloze keizer, Anthony Everitt (vert. Corrie van den Berg en Carola Kloos); uitg. Ambo, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 263 2276 1; 398 blz.; € 29,95.