Opinie

Visie op defensiebeleid ontbreekt

Rond 11 september, de dag van de aanslagen in Amerika in 2001, moet er natuurlijk aandacht worden besteed aan internationale veiligheid, want terreur is een van de dreigingen waarmee wij te maken hebben. Ik wend ”11-9” echter aan om de noodklok te luiden over het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid. Wellicht zeggen sommige lezers: „Daar is-ie weer”; toch is daar alle aanleiding toe.

Dr. M. de Haas
10 September 2010 10:47Gewijzigd op 14 November 2020 11:44

Ik had eigenlijk een bijdrage willen schrijven over het veiligheidsbeleid van het kabinet-Rutte I, met de partijen VVD, CDA en PVV. Dat is (voorlopig) achterhaald. Maar wat niet achterhaald is, zijn de beoogde bezuinigingen op defensie, zoals door de verschillende partijen voorzien in hun verkiezingsprogramma’s. Slechts VVD en SGP toonden zich tegen korten op defensie, terwijl de hoogte van de bezuinigingen van de andere partijen varieerde van een 0,5 miljard euro (CDA) tot 2,5 miljard euro (SP), en dat op een defensiebudget van circa 8 miljard euro.

Tijdens de formatiebesprekingen tussen VVD, CDA en PVV lekte uit dat deze coalitie 300 miljoen euro zou korten op defensie. Enig ander kabinet met meer linkse partijen zou waarschijnlijk meer geld willen weghalen bij de krijgsmacht. De verschillende partijen willen geld besparen door bijvoorbeeld minder of geen JSF-jachtvliegtuigen te kopen en het schrappen van luchtmobiele of tankbataljons of zelfs van complete brigades van de landmacht (waarvan we er slechts drie hebben).

Elk land ondervindt nu de consequenties van de mondiale financiële crisis, waarbij de staatshuishouding moet worden herzien. Slechts grote mogendheden als Amerika, Rusland en China, maar ook Australië, kiezen ervoor om hun defensie-uitgaven juist te verhogen. Elders staan defensiebezuinigingen op de agenda. Zo is er in Engeland een discussie gaande of het nog wel een grote mogendheid is die wereldwijd moet kunnen optreden. Ook denkt het na of er wel twee nieuwe vliegdekschepen nodig zijn en of er niet kan worden volstaan met minder kernwapens op onderzeeërs.

In Duitsland is men van plan om de personeelssterkte aanzienlijk terug te brengen, onder meer door de dienstplicht te laten verdwijnen. Frankrijk wil het aantal militaire eenheden en kazernes drastisch verminderen.

Daarnaast onderzoekt men internationaal ook intensievere militaire samenwerking tussen landen, bilateraal of door middel van organisaties als EU en NAVO. Zo hebben sinds 1995 Nederland en België met succes hun marinehoofdkwartieren samengevoegd tot één enkele geïntegreerde staf in Den Helder. En binnen de NAVO heeft een aantal landen, waar­onder Nederland, gezamenlijk grote transportvliegtuigen in beheer. Verder zouden Europese landen tot de aanschaf van één nieuw soort pantservoertuig kunnen besluiten, in plaats van twintig verschillende.

Dergelijke taakspecialisatie levert besparingen op. Het probleem is natuurlijk dat van de soevereiniteit: geen enkel land wil van een ander land afhankelijk zijn en elk land wil bij voorkeur zelf de beschikking hebben over een zo volledig mogelijk militair apparaat, als instrument van buitenlands en veiligheidsbeleid.

Zowel nationaal als internationaal is de grondslag van defensiebezuinigingen die van financiële noodzaak, om de staatsbegroting op orde te krijgen. Dat is legitiem, maar dan moet men duidelijk communiceren dat defensie het met wat minder moet doen omdat de staatsschuld weggewerkt moet worden, en niet omdat de (inter)nationale veiligheid dusdanig is verbeterd dat dit defensiebezuinigingen rechtvaardigt.

Dat er echter dikwijls geen visie op defensiebeleid is, zien we bij het lukraak ‘graaien’ van politieke partijen in het afschaffen van bataljons en/of jachtvliegtuigen. Wat men vergeet zijn de termijnen van de krijgsmacht. Het is gemakkelijker om een bataljon af te schaffen –wellicht binnen een halfjaar– dan er weer een op te richten, uit te rusten met be­wapening en te voorzien van opgeleide en er­varen militairen. Daar gaan jaren overheen.

En als er toch plotseling weer internationale dreigingen opduiken, terwijl we de middelen daartegen hebben afgeschaft? Zo was het wellicht handig geweest om over meer fregatten te kunnen beschikken voor de bestrijding van piraterij, terwijl Nederland juist veel van die oorlogsbodems heeft afgestoten. En als een zich herbewapenend Rusland op termijn vervelend gaat doen tegen onze Baltische NAVO-partners, hebben we dan nog wel voldoende en moderne jachtvliegtuigen om Moskou af te schrikken van bedreigend optreden in die regio?

Op defensie is sinds 1990 fors en vrijwel voortdurend bezuinigd. Tegelijkertijd is de inzet van de krijgsmacht steeds belangrijker geworden voor het Nederlandse veiligheidsbeleid, zoals de operaties in en rond Bosnië, Kosovo, Irak en Afghanistan. Voordat het bezuinigingsmonster weer toeslaat, mag van een volgend kabinet verwacht worden dat het eerst duidelijk maakt hoe het toekomstige buitenlandse en veiligheidsbeleid eruit gaat zien. Die politieke ambities moeten bepalend zijn voor de operaties en de inrichting van de krijgsmacht, en dus ook voor een bijpassend budget.

Eén ding is duidelijk, met verdere kortingen op defensie is de krijgsmacht niet langer in staat om operaties zoals die in Afghanistan uit te voeren. Vandaar dat ik spreek van ”11-9” voor het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid.

De auteur is Ruslandkundige en als onderzoeker internationale veiligheid verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael.

Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer