Laten we zwijgen over de kerk en het weer over God hebben
Laten we tien jaar lang niet over de kerk praten en het weer over God hebben, stelt dr. A. J. Plaisier voor. Hij sprak gisteren bij de presentatie van het boek ”De kerk is dood, leve de koning”. Hieronder enkele gedeelten uit zijn toespraak.
We zijn vandaag de dag veel met de kerk bezig. Geen wonder, zou je zeggen. Het gaat niet goed met de kerk, dus we moeten wel. En dat is waar. We moeten wel. We doen het dan ook. We doen aan wat tijdsbeschouwingen, we kijken naar de trends, en we vormen ons zo een mening over onze tijd.
We schijnen in een heel bijzondere tijd te leven en dat doen we ook. Alles gaat op de schop, verbanden verdwijnen, instituties vergaan. En we vragen ons dus af: Wat nu?
We moeten ons daarbij wel realiseren dat het beeld dat je krijgt als je het vergrootglas op de eigen tijd zet, altijd wat grotesk uitvalt. Trendwatchers – prima, maar ik ga er niet mijn ziel en zaligheid op zetten. Ik denk dat ervaring op de koude grond wat meer zegt en doet dan zulke tekeningen, ook al kunnen ze soms treffen.
Ik werd getroffen door het interview in ”De kerk is dood, leve de koning” met ir. Anmar Hayali, de coördinator van SKIN, het platform van migrantenkerken. Wat is het probleem van Nederland? „Welvaart en materialisme vormen volgens mij de belangrijkste oorzaken dat mensen wegtrekken van God.” Dat staat misschien wat armoedig tussen alle diepzinnige beschouwingen, maar laten we onze tijd niet interessanter maken dan ze is.
Ik vond de opmerking van Hayali ontnuchterend. Hij ontslaat ons niet van de opdracht intensief na te denken over de kerk, moedig te experimenten, en deemoedig door te gaan, maar stelt ons wel een eenvoudige en zeer directe vraag. En laten we ook bedenken: er is altijd een kerk geweest, ook in Europa, en die kerk zal er blijven. Zoals de Engelse journalist en schrijver Chesterton het uitdrukte: „Het geloof is vijfmaal gestorven en vijfmaal herrezen.” Een zesde keer kan er nog wel bij.
Nieuwe vormen
Ik weet wel, daarmee zijn we er niet. We moeten inderdaad bezig zijn met de toekomst van de kerk en ons menselijke ding doen, daarbij biddend om de Geest en zo nodig vastend. We moeten niet doen alsof de huidige kerkvormen heilig zijn of regelrecht uit de Bijbel komen lopen. De Protestantse Kerk zal ook niet in de huidige vorm het einde van de eeuw halen, zo we een einde beleven.
Ik ben het eens met vele auteurs dat er meer spreiding nodig is, meer flexibiliteit. Aan het einde van een lange ontwikkeling ontdek je bovendien weer opnieuw elementen van het begin. De kerk is waar twee of drie in de naam van Jezus bijeen zijn, daar is Hij immers in hun midden. De kerk wordt in dat opzicht steeds opnieuw uitgevonden. Vormen kunnen hun tijd hebben gehad. De levende Geest blijft. Die schept wel weer nieuwe vormen. Die hebben vaak de kracht van de eenvoud. De kernelementen zijn: blijven bij de leer van de apostelen (daar hoort de Schrift bij en daar hoort het apostolisch gezag bij), bidden, het brood breken (avondmaal en maaltijd) en een gemeenschap vormen (Hand. 2:42).
Laten we bij dat alles niet te opdrachterig worden. De kerk moet dit en de kerk moet dat. Wie spreekt hier en tegen wie? Er zijn heel veel moderne en postmoderne mensen in de kerk, en die zal God wel gebruiken om de kerk met de tijd mee te laten gaan. Ik word soms een beetje gestoord van al die adviezen en woorden. Gelukkig dat die opdrachten en adviezen niet allemaal uitgekomen zijn, want dan was er allang geen kerk meer overgebleven.
Aan de kapstok
Van mij hoeven we overigens niet tegen de bestaande kerken aan te kijken als lege hulzen. Als iemand met oud hervormd bloed heb ik wat huiver voor al die nieuwbouwers die doen alsof we bij nul moeten beginnen. Ik ben blij dat de Domkerk er nog is, waar we nu zijn. Van mij hoeft het middenschip niet gebouwd te worden, maar hoeft deze koorruimte ook niet afgebroken te worden. Ik geloof in die grijze mensen die in de kerk komen uit hondse trouw en ik houd van hen. „Met die mensen winnen we de oorlog niet”, zei pas iemand. Hij had daarom zijn toga aan de kapstok gehangen. Ik zou mijn toga ervoor aantrekken. Want wie afgeschreven zijn en doodverklaard, zijn misschien voor de Geest wel het ideale vertrekpunt voor een nieuw werk.
Ten slotte, we praten zo veel over de kerk dat we de Koning soms vergeten. Ik zou zeggen: nu praten we eens tien jaar niet meer over de kerk. Nu gaan we het weer over God hebben. Ik houd me daar natuurlijk zelf niet aan, maar toch: God, daar was de kerk toch voor? En dan niet de wat afgeleide vraag of Hij bestaat, maar de spannende vraag wie Hij is. Hij brengt Zichzelf ter sprake, in vlees en bloed nog wel, en dat is zo spannend en enerverend dat we even ophouden met kerk- en tempelbouw, renovatie of restauratie, en weer zwijgen, luisteren en spreken.
De auteur is scriba van de Protestantse Kerk in Nederland.