Staat van het onderwijs
Ieder jaar rapporteert de Onderwijsinspectie over de staat van het onderwijs en stelt vast of basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs aan de normen voldoen. Afgelopen voorjaar verscheen het Onderwijsverslag over het cursusjaar 2008-2009. Daaruit blijkt dat in die periode meer scholen de norm behaald hebben dan het jaar daarvoor.
In het juninummer van DRS Magazine schrijft D. D. Both daarover. De inspectie geeft aan dat er in alle sectoren en op alle scholen ruimte is voor verbetering van het onderwijs. Winst is vooral te boeken op het gebied van kwaliteitszorg, leerlingenzorg en didactisch handelen. Met name het laatste onderdeel krijgt de nodige aandacht.
Veel leraren blijken het moeilijk te vinden om rekening te houden met verschillen tussen leerlingen. Dit zou verbeterd kunnen worden als scholen opbrengstgericht gaan werken. De inspectie definieert dit als „het systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van prestaties.” Een kwart van de scholen werkt opbrengstgericht. Deze scholen hebben duidelijke doelen voor alle leerlingen gesteld, zorgen dat de leraren weten wat ze de kinderen moeten leren, stemmen het onderwijs af op wat leerlingen nodig hebben, analyseren problemen van leerlingen die doelen niet halen, verhelpen de problemen door een goede leerlingenzorg, gaan jaarlijks na hoe alle groepen presteren en verbeteren zich snel als prestaties tegenvallen.
Het blijkt dat scholen die opbrengstgericht werken beter op rekentoetsen presteren dan scholen die minder opbrengstgericht werken. Het is duidelijk dat deze werkwijze de voorkeur heeft van de Onderwijsinspectie en dat het opbrengstgericht werken het middel is om de prestaties van leerlingen te maximaliseren.
Pulse Magazine voor schoolontwikkeling en kwaliteitszorg (2010, 3) pakt het thema ”kwaliteit” uit het Onderwijsjaarverslag op in de bijdrage ”Leraren beter maken”. Goede leraren zijn doorslaggevend voor goed onderwijs. Daarom woont de inspectie tijdens haar schoolbezoeken een aantal lessen bij. Ze beoordeelt deze aan de hand van indicatoren die betrekking hebben op het lesgeven. Opvallend genoeg gebeurt dit niet om uiteindelijk de leraar te beoordelen, maar om te komen tot een kwaliteitsoordeel over de school. Als minimaal driekwart van de leraren bij de observaties een voldoende krijgt, ontvangt de school ook een voldoende. Goede leraren kunnen zo de minder goede prestaties van hun collega’s compenseren of zelfs maskeren.
In het Onderwijsverslag staat: „Op een basisschool waar leraren niet allemaal over dezelfde mate van professionaliteit beschikken, lopen leerlingen vanzelfsprekend meer kans op slecht presteren dan op een school waar dat wel het geval is.” Het is in eerste instantie een taak van de schoolleider om de kwaliteit van het didactisch handelen te bewaken en waar nodig te verbeteren en zo goed mogelijk te waarborgen dat alle leerlingen goed onderwijs krijgen.
Op veel basisscholen is er op dit gebied nog genoeg werk aan de winkel. Pulse geeft aan dat het de taak van de schoolleider is om in beeld te brengen hoe de individuele leraren functioneren. De sleutel ligt bij hem. Hij moet weten wat zijn leraren kunnen en waaraan gewerkt moet worden.
In de bijdrage ”Leraren doen ertoe” citeert het juninummer van Didaktief Christopher Day, die zich verzet tegen prestatiegericht onderwijs. Contra de aanbevelingen van het inspectierapport stelt Day: Leraren hebben last van het prestatiegerichte onderwijsbeleid. Dat rekent hen veel harder dan voorheen af op de leerprestaties van hun leerlingen. Leraren moeten voldoen aan kwaliteitscriteria van de overheid. Beleid dat gemaakt wordt met hogere prestaties als doel, berooft de leraar op onderdelen van zijn professionele oordeel. Als jou wordt verteld wat je moet doen, dan worden je professionele identiteit en je beoordelingsvermogen in de klas in twijfel getrokken. Regeringen beogen met prestatiegericht beleid de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, maar bewerkstelligen daarmee juist het tegenovergestelde.
De toetscultuur zit juist het welbevinden van leraren en dus de kwaliteit van het onderwijs in de weg. Leraren worden in het korset van toetsscores geperst en besteden kostbare tijd aan een duizelingwekkende hoeveelheid cijfers. Men kan in de verleiding komen om alleen voor de toets les te geven. En dat is een verenging van de leerervaring van de leerlingen, in plaats van een verbreding. Het laatste woord over opbrengstgericht werken is dus nog niet gesproken.
Drs. M. Burggraaf is voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl