„Vermoeden vaak juist bij kindermishandeling”
DEN HAAG – Bij zes van de tien mensen die vermoeden dat er een kind in hun omgeving wordt mishandeld, blijkt dat daadwerkelijk het geval te zijn.
Dat blijkt uit een dinsdag gepubliceerd rapport van onderzoeksbureau Motivaction. De studie had plaats in opdracht van het ministerie voor Jeugd en Gezin.
Uit het onderzoek blijkt dat veel mensen iets doen met hun vermoedens: 40 procent praat erover met professionals, 37 procent neemt contact op met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en 31 procent praat erover met familie of vrienden. Zo’n 6 procent van de mensen die vermoedt dat er in hun omgeving sprake is van kindermishandeling, onderneemt geen actie.
Mensen die kindermishandeling vermoeden, willen het wel graag eerst zeker weten voordat ze het melden. Ze blijven de situatie over het algemeen een tijdje in de gaten houden voordat er hulp wordt ingeschakeld, zo blijkt uit het rapport.
Volgens demissionair minister Rouvoet is het „in het belang van het kind, ook bij twijfel, contact op te nemen” met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.
Het vermoeden van mensen blijkt in 57 procent van de gevallen te worden bevestigd. In 30 procent van de gevallen blijft het onduidelijk of er sprake is van mishandeling. In de overige 13 procent lijkt duidelijk te zijn dat er geen sprake is van kindermishandeling.
In Nederland worden naar schatting 107.000 kinderen mishandeld. Ondanks de groeiende aandacht hiervoor wordt het probleem nog steeds onderschat, zo blijkt uit het onderzoek. De respondenten gaven gemiddeld aan te denken dat 52.000 kinderen het slachtoffer zijn van kindermishandeling.
Rouvoet: „Dat betekent dat een groot aantal van de gevallen nog onzichtbaar is en dat we met elkaar zeer alert moeten zijn en eerder tot actie over moeten gaan.”
Vrijwel alle ondervraagden kenden de mogelijke signalen van kindermishandeling. Die signalen zijn vooral lichamelijke kenmerken als blauwe plekken en ander lichamelijk letsel.
Ook weten veel burgers meerdere gedragssignalen te noemen die mogelijk het gevolg zijn van kindermishandeling, zoals angstig, bang of teruggetrokken gedrag. Deze kenmerken kunnen het gevolg zijn van psychische kindermishandeling en verwaarlozing, wat vaker voorkomt dan lichamelijke mishandeling.
Omdat omstanders ook de niet direct herkenbare gevallen kunnen plaatsen, trekken ze eerder aan de bel.
Naar schatting komt de helft van de 107.000 kinderen die vermoedelijk in Nederland worden mishandeld op dit moment bij een hulpverleningsinstantie terecht. De andere helft is onzichtbaar voor organisaties als het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Kinderbescherming.
Opvallend is dat de meeste burgers denken dat kindermishandeling weliswaar in hun directe omgeving kan voorkomen, maar hoe dichter bij huis, des te kleiner ze die kans achten. Binnen de familie wordt die kans op 2 procent geschat, binnen de vriendenkring op 4 procent en in de buurt op 14 procent.
www.watkanikdoen.nl voor onder meer kenmerken van mishandeling.