Commentaar: Werk aan de winkel voor universiteiten
Twaalf van de veertien universiteiten openden gisteren het academisch jaar. Die in Delft en Nijmegen begonnen vorige week maandag al. Traditiegetrouw grijpen topmensen uit het hoger onderwijs en gastsprekers van elders het moment aan om hun mening over de problemen in de universitaire wereld te geven.
Soms spreken zij elkaar behoorlijk tegen, maar dit jaar is er een grote eensgezindheid. Dat is niet zo verwonderlijk, want in april publiceerde een commissie onder leiding van oud- minister Veerman een rapport over de toekomst van het hoger onderwijs. De conclusies worden breed gedragen en stempelden de jaarrede van menig spreker gisteren.
Drie thema’s komen nadrukkelijk naar voren: de massale toestroom van studenten, de kwaliteit van het hoger onderwijs en de profielkeuze van vwo-leerlingen.
Het ministerie van Onderwijs schatte vorig jaar dat het aantal studenten de komende tien jaar met 40 procent toeneemt. Zelfs als maar de helft van die raming uitkomt, betekent dit dat er toch nog 50.000 studenten bijkomen, genoeg voor twee of drie nieuwe universiteiten. Terecht dat diverse sprekers gisteren pleitten voor een rem op die groei.
Een van de middelen is het instellen van een numerus fixus, een beperkte toelating. Die geldt nu al voor bijvoorbeeld geneeskunde, maar kan worden uitgebreid naar andere studies zoals rechten en economie, die elk jaar massa’s nieuwe studenten trekken. Bijkomend voordeel: als er strenger wordt geselecteerd aan de poort, stimuleert dat een positieve inzet van studenten die wel worden toegelaten. Selectie aan de poort is echter al jaren een heet hangijzer in ons land. Het taboe moet er af.
De kwaliteit van het hoger onderwijs staat onder druk. Niet alleen door de massale toestroom van studenten, ook door het uitblijven van forse investeringen. In vergelijking met andere landen trekt de Nederlandse overheid te weinig geld uit voor het hoger onderwijs. Al jaren luidt de boodschap: bezuinigen. Het wetenschappelijk onderwijs én onderzoek lijden hieronder.
Nu kunnen de universiteiten afwachten totdat de overheid meer geld geeft, maar dat is in deze tijd van economische crisis niet verstandig. Ze kunnen beter zelf zoeken naar mogelijkheden om het wel beschikbare geld efficiënter te gebruiken. Meer samenwerking tussen universiteiten die met hetzelfde onderzoek bezig zijn, is dringend gewenst. En laten de universiteiten ook eens kritisch kijken naar de vele splinterstudies die vanwege het geringe studentenaantal goudgeld kosten en waarvan cynisch gezegd wordt dat ze opleiden voor de WW. Het mes erin kan geen kwaad.
Vwo-leerlingen moeten als ze 15, 16 jaar zijn een profiel met bijbehorende vakken kiezen dat bepalend is voor hun vervolgopleiding. Daar zijn ze eigenlijk te jong voor, met als risico dat ze verkeerd kiezen en in het eerste jaar van hun universitaire studie uitvallen. De commissie-Veerman pleit daarom voor een correctie hierop door de bachelorfase (de eerste jaren) op de universiteit te verbreden, zodat studenten zich beter kunnen oriënteren. Dat pleidooi verdient een serieuze kans.