Bechtel moet in eerste instantie de faciliteiten van Iraks haven Umm Qasr herstellen en moderniseren. Via deze haven voeren de Amerikanen hulpgoederen aan. Verder staat het herstel van wegen en bruggen op het programma, plus drie vliegvelden, spoorlijnen, energiecentrales, ziekenhuizen, scholen en waterzuiveringsinstallaties. In totaal wordt de wederopbouw plus modernisering van Iraks verwoeste en sterk verwaarloosde infrastructuur geraamd op minstens 20 miljard dollar voor de eerste vijf jaar.

Een defensiewoordvoerder in Washington benadrukte vrijdag dat Bechtel zal opereren onder Amerikaans gezag. „Er is bij Iraks wederopbouw geen rol voorzien voor de Verenigde Naties”, aldus de woordvoerder. De kwestie van de wederopbouw krijgt niet alleen kritiek van landen die hun twijfels hadden over het militaire offensief, maar ook van de Britten, die daaraan deelnamen. Britse bedrijven hebben in Londen geklaagd dat zij het nakijken hadden nadat Washington een „besloten” (lees: geheime) overlegronde van geselecteerde bouwbedrijven uitnodigde voor een prijsopgave.

Bechtel heeft sinds jaar en dag nauwe banden met Amerika’s politieke establishment. Het bedrijf heeft ook ervaring in Irak. Daar legde Bechtel in de jaren vijftig de oliepijpleiding aan tussen Kirkuk in Noord-Irak en de Syrische haven Banias. Volgens Arabische bronnen werd deze verbinding twee weken geleden door Amerikaanse militairen opgeblazen. In de jaren tachtig probeerde Bechtel eenzelfde pijpleiding aan te leggen naar de Jordaanse haven Akaba. Toenmalig Amerikaans gezant Donald Rumsfeld -de huidige minister van Defensie- lobbyde toen persoonlijk bij Saddam Hussein voor het project, dat uiteindelijk niet doorging.

Bechtel zal zich niet bemoeien met Iraks olievelden. Het herstel en de modernisering daarvan is toegewezen aan Halliburton, het bedrijf dat tot voor kort werd geleid door Amerika’s vice-president Dick Cheney.