CDA verliest getalenteerde kroonprins
DEN HAAG – Met het vertrek van Klink uit de Tweede Kamer verliest de partij een van haar getalenteerde kroonprinsen.
Reeds in de periode dat dr. Ab Klink directeur was van het wetenschappelijk instituut voor het CDA (1999-2007) werd zijn naam met respect genoemd. Hij zou het nog wel eens ver kunnen schoppen in het CDA.
Er was ook alle aanleiding om met waardering over Klink te spreken. Hij was de huisideoloog van zijn partij. Met zijn promotie in 1991 had hij de partij ook al een dienst bewezen. De titel van zijn dissertatie luidde: ”Christen-democratie en overheid. De christen-democratische politieke filosofie en enige staats- en bestuursrechtelijke implicaties”. Daarmee gaf hij de partij een eigen plek in het politieke spectrum tussen het liberalisme en het socialisme.
Niemand keek er dan ook vreemd van op dat Klink in 2003 in de Eerste Kamer kwam. Dan kon hij vast ervaring opdoen met het politieke handwerk. Dat zou een goede voorbereiding zijn voor een politieke carrière. De partijideoloog was in 2006 verantwoordelijk voor het schrijven van het verkiezingsprogramma.
In 2007 kwam Klink echt in de schijnwerpers te staan toen hij werd beëdigd als minister van Volksgezondheid. Al snel bleek dat het geen bezwaar was dat hij geen arbeidsverleden had in de gezondheidszorg. Hij bleek een deskundig bestuurder en wist vriend en vijand aan zich te binden. Aanvallen van Kamerleden wist hij kundig te pareren.
Dat Klink en demissionair premier Balkenende goede maatjes waren –Balkenende werkte ook bij het wetenschappelijk instituut voordat hij in de Tweede Kamer kwam– zou de overstap naar de ‘echte’ politiek alleen maar versnellen. Het verhaal gaat dat als ze samen in een auto zaten, de stem van EO-presentatrice Bep van Rij van het radioprogramma ”De muzikale fruitmand” treffend imiteerden.
De goede relatie tussen Klink en Balkenende heeft ongetwijfeld ook te maken met het feit dat ze min of meer in dezelfde gereformeerde traditie staan. Balkenende groeide op in een Zeeuws AR-gezin en bleef behoren tot het behoudende deel van de toenmalige Gereformeerde Kerken.
Klink (1958) groeide op in een Gereformeerde Bondsgezin in Stellendam, een vissersdorp op Goeree-Overflakkee. Zijn vader stemde SGP en af en toe GPV. Hij bezocht –samen met zijn eeneiige tweelingbroer, die nu hervormd predikant in Hoornaar is– de protestants-christelijke scholengemeenschap Prins Maurits in Middelharnis en doorliep daarna de hoogste klassen van havo en vwo op het reformatorische college Guido de Brès in Rotterdam.
Gaandeweg zijn studie sociologie groeide hij wel enigszins weg van zijn wortels. Student Klink had geen behoefte om zich in het uitgaansleven te storten. In een interview met De Gezinsgids verklaarde hij zich te storen aan het linkse neomarxistische klimaat onder medestudenten. In die jaren troostte hij zich met boeken van Kierkegaard en Bonhoeffer.
Met Calvijn heeft Klink zich nooit verwant gevoeld, zei hij in het interview: „Hij is absoluut belangrijk geweest bij het opruimen van belemmerende regels voor de economie, zoals het opheffen van het renteverbod en voor de democratische organisatie van de kerk. Aan het recht van verzet tegen de overheid heeft hij ook het nodige bijgedragen. Maar het doden van wat in zijn ogen ketters waren, het gebrek aan ruimte voor andere religieuze opvattingen in Genève en het feit dat hij via de burgerlijke overheid allerlei morele regels wilde opleggen, heeft me altijd huiverig gemaakt.”
Maar Klink gaat niet zo ver dat hij daarmee het christelijk geloof afschrijft en het concept van christelijke politiek als achterhaald beschouwt. Integendeel. Hij is daar niet alleen als politicus mee bezig, maar ook als vader, zo verklaart hij in het interview: „Als vader wil ik mijn zoons zeker bijbrengen wat waarde heeft in het leven. Zoals iedere ouder. Ja, ik breng ze ook Bijbelverhalen bij.”